|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
|
1) | De HEERE regeert,1) dat de volken2) beven; Hij zit3) tussen de cherubim; de aarde bewege zich.4) |
2) | De HEERE is groot5) in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.6) |
3) | Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is; |
4) | En de sterkte7) des Konings,8) die het recht lief heeft. Gij hebt9) billijkheden10) bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.11) |
5) | Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank12) Zijner voeten; Hij is heilig!13) |
6) | Mozes14) en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen16) tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.15) |
7) | Hij sprak tot hen in17) een wolkkolom; zij hebben18) Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had.19) |
8) | O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend20) God, hoewel wraak doende over hun daden.21)22) |
9) | Verheft den23) HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg24) Zijner heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig. |