|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
|
1) | Een psalm van David, voor den opperzangmeester.1)2)3) |
2) | Welgelukzalig is hij, die zich verstandiglijk gedraagt jegens een ellendige; de HEERE zal hem bevrijden ten dage des kwaads. |
3) | De HEERE zal hem bewaren, en zal hem bij het leven4) behouden; hij zal op aarde5) gelukzalig gemaakt worden. Geef6) hem ook niet over in zijner vijanden begeerte.7) |
4) | De HEERE zal hem ondersteunen op het ziekbed;8) in zijn krankheid verandert9) Gij zijn ganse leger. |
5) | Ik zeide:10) O HEERE! wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd. |
6) | Mijn vijanden spreken kwaad van mij, zeggende: Wanneer zal hij sterven, en zijn naam vergaan?11) |
7) | En zo iemand van hen komt, om mij te zien,12) hij spreekt valsheid;13) zijn hart vergadert zich onrecht;14) gaat hij15) uit naar buiten, hij spreekt er van. |
8) | Al mijn haters mompelen16) te zamen tegen mij; ze bedenken tegen mij, hetgeen17) mij kwaad is, zeggende: |
9) | Een Belialsstuk kleeft18) hem aan; en hij, die nederligt, zal niet weder19) opstaan. |
10) | Zelfs de man20) mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood21) at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks22) verheven. |
11) | Maar Gij, o HEERE! wees mij genadig, en richt mij op; en ik zal het hun vergelden.23) |
12) | Hierbij weet ik,24) dat Gij lust aan mij hebt, dat mijn vijand over mij niet zal juichen.25) |
13) | Want mij aangaande, Gij onderhoudt26) mij in mijn oprechtigheid, en Gij stelt27) mij voor Uw aangezicht in eeuwigheid. |
14) | Geloofd28) zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid! Amen,30) ja,29) amen. |