< Psalmen 19 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
1)Een psalm van David, voor den opperzangmeester.1)2)3)
2)De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk.
3)De dag4) aan den dag stort5) overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.
4)Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord.6)7)
5)Hun richtsnoer8) gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent9) gesteld voor de zon.
6)En die is10) als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held,11) om het pad te lopen.
7)Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets12) is verborgen voor haar hitte.
8)De wet13) des HEEREN is volmaakt, bekerende14) de ziel; de getuigenis15) des HEEREN is gewis,16) den slechten wijsheid gevende.
9)De bevelen des HEEREN zijn recht,17) verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.18)
10)De vreze19) des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid,20) samen zijn zij rechtvaardig.
11)Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.21)
12)Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk22) vermaand; in het houden van die is grote loon.23)
13)Wie zou de afdwalingen24) verstaan? Reinig mij van de verborgene25) afdwalingen.
14)Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen;27) dan zal ik oprecht28) zijn en rein van grote29) overtreding.26)
15)Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk30) zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!