|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
|
1) | Een psalm van David. Ik zal U loven met mijn gehele hart; in de tegenwoordigheid1) der goden2) zal ik U psalmzingen.3) |
2) | Ik zal mij nederbuigen naar het paleis4) Uwer heiligheid, en ik zal Uw Naam loven, om Uw goedertierenheid5) en om Uw waarheid; want Gij hebt vanwege Uw gansen6) Naam Uw woord groot7) gemaakt. |
3) | Ten dage, als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt met kracht8) in mijn ziel. |
4) | Alle koningen der aarde zullen U, o HEERE! loven, wanneer zij gehoord9) zullen hebben de redenen Uws monds. |
5) | En zij zullen zingen van de wegen10) des HEEREN, want de heerlijkheid des HEEREN is groot. |
6) | Want de HEERE is hoog, nochtans ziet Hij den11) nederige aan, en den verhevene12) kent Hij van13) verre. |
7) | Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij14) levend; Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn15) mijner vijanden, en Uw rechterhand16) behoudt mij. |
8) | De HEERE17) zal het voor18) mij voleinden; Uw goedertierenheid, HEERE! is in eeuwigheid; en laat niet varen de werken19) Uwer handen. |