< Psalmen 136 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
1)Looft den HEERE,1) want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid;2)
2)Looft den God der goden;3) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
3)Looft den Heere der heren; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.4)
4)Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
5)Dien, die de hemelen met verstand5) gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
6)Dien, Die de aarde op het water6) uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
7)Dien, Die de grote lichten heeft gemaakt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
8)De zon tot heerschappij op den dag;7) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
9)De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
10)Dien, Die de Egyptenaren8) geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
11)En heeft Israel9) uit het midden van hen uitgebracht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
12)Met een sterke10) hand, en met een uitgestrekte arm; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
13)Dien, Die de Schelfzee11) in delen deelde;12) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
14)En voerde Israel door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
15)Hij heeft Farao met zijn heir gestort in13) de Schelfzee; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
16)Die Zijn volk14) door de woestijn15) geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
17)Die grote koningen16) geslagen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
18)En heeft heerlijke koningen17) gedood; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
19)Sihon, den Amorietischen koning; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
20)En Og, den koning van Basan;18) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
21)En heeft hun land ten19) erve gegeven; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
22)Ten erve aan Zijn knecht20) Israel; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
23)Die aan ons gedacht heeft21) in onze nederigheid;22) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
24)En Hij heeft ons onzen tegenpartijders ontrukt;23) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
25)Die allen vlees24) spijs geeft;25) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
26)Looft den God des hemels;26) want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.