|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
|
1) | Een psalm van David, voor den opperzangmeester.1)2)3) |
2) | Hoor, o God! mijn stem in mijn geklag; behoed mijn leven voor des vijands schrik. |
3) | Verberg mij voor den heimelijken raad der boosdoeners, voor de oproerigheid4) van de werkers der ongerechtigheid. |
4) | Die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen5) als hun pijl; |
5) | Om in verborgen plaatsen den oprechte te schieten; haastig6) schieten zij naar hem, en vrezen7) niet. |
6) | Zij sterken zichzelven in een boze zaak; zij houden spraak van strikken te verbergen; zij zeggen: Wie zal ze zien? |
7) | Zij doorzoeken allerlei8) schalkheid; ten uiterste9) doorzoeken zij, wat te doorzoeken is; zelfs het binnenste eens mans, en het diepe hart. |
8) | Maar God zal hen haastig met een pijl schieten; hun plagen zijn er.10) |
9) | En hun tong11) zal hen12) doen aanstoten tegen zichzelven;14) een ieder,13) die hen ziet, zal zich wegpakken. |
10) | En alle15) mensen zullen vrezen, en Gods werk verkondigen, en Zijn doen verstandelijk aanmerken. |
11) | De rechtvaardige zal zich verblijden in den HEERE, en op Hem betrouwen; en alle oprechten16) van hart zullen zich beroemen. |