< Psalmen 81 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
1)Voor den opperzangmeester, op de Gittith,1) een psalm van Asaf.2)3)
2)Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob.
3)Heft een psalm op, en geeft de trommel; de liefelijke harp met de luit.
4)Blaast4) de bazuin in de5) nieuwe maan, ter6) bestemder tijd, op onzen feestdag.
5)Want dit is een inzetting in Israel,8) een recht van den9) God Jakobs.7)
6)Hij heeft het gezet10) tot een getuigenis in Jozef,12) als Hij uitgetogen13) was tegen Egypteland; alwaar ik gehoord14) heb een spraak, die ik niet verstond;11)15)
7)Ik heb16) zijn schouder van den19) last18) onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen.17)20)
8)In de21) benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit; Ik antwoordde u uit de22) schuilplaats des donders; Ik beproefde23) u aan de wateren van Meriba.24) Sela.25)
9)Mijn volk,26) zeide Ik hoor toe, en Ik zal27) onder u betuigen, Israel, of gij28) naar Mij hoordet!
10)Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen.
11)Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.29)
12)Maar Mijn volk heeft30) Mijn stem niet gehoord; en Israel heeft Mijner niet gewild.
13)Dies heb Ik het overgegeven in het31) goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
14)Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israel32) in Mijn wegen gewandeld had!
15)In kort zou Ik hun vijanden gedempt33) hebben, en Mijn hand34) gewend hebben tegen hun wederpartijders.
16)Die den HEERE haten, zouden zich Hem35) geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder36) tijd zou eeuwig geweest zijn.
17)En Hij zou37) het gespijsd38) hebben met het vette39) der tarwe; ja, Ik zou40) u verzadigd hebben met honig uit de41) rotsstenen.