|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
|
1) | Een lied Hammaaloth,1) van David. Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, zegge nu Israel,2) |
2) | Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, als de mensen tegen ons opstonden; |
3) | Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. |
4) | Toen zouden ons de wateren overlopen3) hebben; een stroom zou over onze ziel4) gegaan zijn.5) |
5) | Toen zouden de stoute wateren6) over onze ziel gegaan zijn. |
6) | De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. |
7) | Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken,7) en wij zijn ontkomen. |
8) | Onze hulp is8) in den Naam des9) HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. |