< Psalmen 85 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
1)Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
2)Gij zijt Uw lande gunstig geweest,2) HEERE! de gevangenis3) van Jakob4) hebt Gij gewend.1)
3)De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela.
4)Gij hebt weggenomen5) al Uw verbolgenheid;6) Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns.
5)Breng ons7) weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons.
6)Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot8) geslacht?
7)Zult Gij9) ons niet weder levend maken, opdat Uw volk zich in U10) verblijde?
8)Toon ons11) Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil.12)
9)Ik zal horen,13) wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid14) keren.
10)Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons15) land eer wone.
11)De goedertierenheid en waarheid16) zullen18) elkander19) ontmoeten;17) de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen.
12)De waarheid zal uit de aarde20) spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel21) nederzien.
13)Ook zal de HEERE het goede geven;22) en ons land zal zijn vrucht geven.
14)De gerechtigheid23) zal voor Zijn aangezicht henengaan, en Hij zal ze zetten24) op den weg Zijner voetstappen.