< Psalmen 76 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
1)Een psalm, een lied1) van Asaf, voor den opperzangmeester,2) op de Neginoth.
2)God is bekend in Juda; Zijn Naam is groot in Israel.
3)En in Salem3) is Zijn hut,4) en Zijn woning in Sion.
4)Aldaar5) heeft Hij verbroken de vurige6) pijlen van den boog, het schild, en het zwaard, en den krijg. Sela.7)
5)Gij zijt doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen.8)
6)De stouthartigen9) zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap10) gesluimerd; en geen van11) de dappere mannen hebben hun handen gevonden.
7)Van Uw schelden,12) o God van Jakob! is samen wagen13) en paard in slaap gezonken.
8)Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, van den14) tijd Uws toorns af?
9)Gij deedt15) een oordeel horen uit den hemel;16) de aarde17) vreesde en werd stil,
10)Als God opstond ten oordeel, om alle zachtmoedigen18) der aarde te verlossen. Sela.
11)Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk19) maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden.20)
12)Doet geloften21) en betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom22) Hem zijt! Laat hen Dien, Die te23) vrezen is, geschenken24) brengen;
13)Die den geest der vorsten25) als druiven afsnijdt;26) Die den koningen der aarde vreselijk is.