|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
|
1) | Ik heb lief,1) want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen; |
2) | Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen.2) |
3) | De banden3) des doods hadden4) mij omvangen, en de angsten der hel5) hadden mij getroffen; ik6) vond benauwdheid en droefenis. |
4) | Maar ik riep den Naam des HEEREN aan, zeggende: Och HEERE! bevrijd mijn ziel.7) |
5) | De HEERE is genadig en rechtvaardig,8) en onze God is ontfermende. |
6) | De HEERE bewaart de eenvoudigen;9) ik was uitgeteerd,10) doch Hij heeft mij verlost. |
7) | Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan.11) |
8) | Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.12) |
9) | Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden.13) |
10) | Ik heb geloofd,14) daarom15) sprak ik;16) ik ben zeer bedrukt geweest. |
11) | Ik zeide in mijn haasten:17) Alle mensen zijn18) leugenaars. |
12) | Wat zal ik19) den HEERE vergelden voor20) al Zijn weldaden aan mij bewezen? |
13) | Ik zal den beker der verlossingen21) opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen. |
14) | Mijn geloften zal22) ik den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid23) van al Zijn volk. |
15) | Kostelijk is24) in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten.25) |
16) | Och, HEERE! zekerlijk ik26) ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer27) dienstmaagd; Gij hebt mijn banden28) losgemaakt.29) |
17) | Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen.30) |
18) | Ik zal mijn gelofte den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.31) |
19) | In de voorhoven van32) het huis des HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah! |