|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
|
1) | Een lied Hammaaloth,1) van Salomo. Zo de HEERE2) het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart,3) tevergeefs waakt de wachter. |
2) | Het is tevergeefs,4) dat gijlieden vroeg opstaat, laat5) opblijft,6) eet brood der smarten;7) het is alzo, dat Hij het8) Zijn beminden als in den10) slaap geeft.9) |
3) | Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN;11) des buiks vrucht12) is een beloning.13) |
4) | Gelijk de pijlen14) zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.15) |
5) | Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd17) worden, als zij met de vijanden spreken zullen in18) de poort.16) |