< Psalmen 89 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
1)Een onderwijzing1) van Ethan,2) den Ezrahiet.3)4)
2)Ik zal de goedertierenheid des HEEREN eeuwiglijk zingen; ik zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht tot geslacht.
3)Want ik heb5) gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen6) zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende:
4)Ik heb een verbond7) gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen:8)
5)Ik zal uw zaad9) tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela.10)
6)Dies loven11) de hemelen12) Uw wonderen, o HEERE! ook is Uw getrouwheid in de gemeente der heiligen.13)14)
7)Want wie mag in den hemel15) tegen den HEERE geschat worden? Wie is den HEERE gelijk, onder de16) kinderen der sterken?
8)God is grotelijks geducht in den raad17) der heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom18) Hem zijn.
9)O HEERE,19) God der heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o HEERE! en Uw getrouwheid is rondom U.20)
10)Gij heerst over de opgeblazenheid21) der zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt22) Gij ze.
11)Gij hebt Rahab23) verbrijzeld als een verslagene;24) Gij hebt Uw vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte.
12)De hemel is Uwe, ook is de aarde Uwe; de wereld en haar volheid, die hebt Gij gegrond.25)
13)Het noorden en het zuiden,26) die hebt Gij geschapen; Thabor27) en Hermon28) juichen in29) Uw Naam.
14)Gij hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand is hoog.30)
15)Gerechtigheid en gericht zijn31) de vastigheid Uws troons; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen.
16)Welgelukzalig is het volk, hetwelk32) het geklank kent; o HEERE! zij zullen33) in het licht Uws aanschijns wandelen.
17)Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden.34)
18)Want Gij zijt35) de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn36) verhoogd worden.
19)Want ons schild37) is van den HEERE,38) en onze koning is van den Heilige Israels.
20)Toen hebt Gij in een gezicht39) gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp41) besteld bij een held; Ik heb een verkorene42) uit het volk verhoogd.40)
21)Ik heb David, Mijn knecht, gevonden; met Mijn43) heilige olie heb Ik hem gezalfd;
22)Met welken Mijn hand44) vast blijven zal; ook zal hem Mijn arm versterken.
23)De vijand zal hem niet dringen, en45) de zoon der46) ongerechtigheid zal hem niet onderdrukken.
24)Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen.
25)En Mijn getrouwheid en Mijn goedertierenheid zullen met hem zijn; en zijn hoorn47) zal in Mijn Naam verhoogd worden.48)
26)En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand in de rivieren.49)
27)Hij zal Mij50) noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils!
28)Ook zal Ik hem ten eerstgeborenen51) zoon stellen, ten hoogste52) over de koningen der aarde.
29)Ik zal hem Mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond53) zal hem vast blijven.
30)En Ik zal zijn54) zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen55) der hemelen.
31)Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen;56)
32)Indien zij Mijn inzettingen ontheiligen, en Mijn geboden niet houden;
33)Zo zal Ik hun overtreding met de roede57) bezoeken,58) en hun ongerechtigheid met plagen.
34)Maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem59) niet wegnemen, en in Mijn getrouwheid niet feilen.60)
35)Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit61) Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen.
36)Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan63) David liege!62)
37)Zijn zaad64) zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal65) voor Mij zijn gelijk de zon.
38)Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel66) is getrouw. Sela.
39)Maar Gij hebt hem67) verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde.68)
40)Gij hebt70) het verbond69) Uws knechts te niet gedaan; Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde.
41)Gij hebt al zijn muren doorgebroken; Gij hebt zijn vestingen nedergeworpen.71)72)
42)Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest.
43)Gij hebt de73) rechterhand zijner wederpartijders verhoogd; Gij hebt al zijn vijanden verblijd.
44)Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd,74) en hebt hem75) niet staande gehouden in den strijd.
45)Gij hebt76) zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten.77)78)
46)Gij hebt de dagen zijner jeugd79) verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.
47)Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds81) verbergen,82) zal Uw grimmigheid branden als een vuur?80)
48)Gedenk van hoedanige83) eeuw ik84) ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen tevergeefs85) geschapen hebben?
49)Wat man leeft er, die den dood86) niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld88) des grafs? Sela.87)
50)HEERE! waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uw trouw?
51)Gedenk, HEERE! aan den smaad89) Uwer knechten, dien ik in mijn boezem draag, van alle grote90) volken.
52)Waarmede, o HEERE! Uw vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen91) Uws gezalfden smaden.
53)Geloofd zij92) de HEERE in eeuwigheid! Amen, ja, amen.93)