< Psalmen 60 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
1)Een gouden1) kleinood van David tot2) lering, voor den opperzangmeester,3) op Schusan E'duth;4)5)6)7)8)9)10)11)
2)Als hij gevochten had met de Syriers van Mesopotamie, en met de Syriers van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend.
3)O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons.
4)Gij hebt het land geschud,12) Gij hebt het gespleten; genees zijn breuken, want het wankelt.
5)Gij hebt Uw volk een harde13) zaak doen zien;14) Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn.15)
6)Maar nu16) hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier17) gegeven, om die op te werpen, vanwege18) de waarheid. Sela.
7)Opdat19) Uw beminden zouden bevrijd worden; geef20) heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.21)
8)God heeft gesproken in Zijn heiligdom;22) dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem23) delen, en het dal van Sukkoth23) zal ik afmeten.
9)Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte24) mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.25)
10)Moab is mijn waspot;26) op Edom zal ik mijn schoen27) werpen! juich28) over mij, o gij Palestina!
11)Wie zal mij voeren29) in een vaste30) stad? Wie zal mij leiden tot in Edom?
12)Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten?
13)Geef Gij ons hulp uit de31) benauwdheid, want 's mensen heil is32) ijdelheid.33)
14)In God zullen wij kloeke34) daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden.