1) | uwen land |
|
Of, hebt een welgevallen aan uw land gehad, te weten het land Kanaän, hetwelk Gij uw volk ingegeven hebt om te bewonen.
|
2) | geweest, |
|
Te weten, voormaals, wanneer Gij het den vijanden, die het ingenomen hadden, wederom hebt benomen.
|
3) | de gevangenis |
|
Dat is, de gavangen Joden hebt Gij verlost uit hunne gevangenschap in Babylonië, waar zij heen gevoerd waren. Gevangenis voor gevangenen wordt ook gebruikt Ps. 14:7, en Ps. 68:19; en elders.
|
4) | Jakob |
|
Dat is, van denakomelingen van Jakob.
|
5) | weggenomen |
|
Of, doen ophouden. Hebr. Gij hebt vergaderd.
|
6) | verbolgenheid; |
|
Dat is, de straffen en plagen, die Gij in uwen toorn over de mensen pleegt uit te storten; zie de aantekening bij Job 21:30.
|
7) | Breng ons |
|
Tot onzen vorigen staat. Anders, bekeer ons.
|
8) | van geslacht tot |
|
Hebr. op geslacht en geslacht.
|
9) | Zult Gij |
|
Hebr. zult Gij niet wederkeren, ons levend maken? Te weten, ons geheellijk weder herstellen, inplaats daar wij nu als dood zijn in deze ellendige gevangenis?
|
10) | in U |
|
Te weten, vanwege uwe goedertierenheid aan hen bewezen.
|
11) | Toon ons |
|
Of, laat ons zien; dat is, laat ons uwe genade en weldadigheid genieten; gelijk Ps. 50:23.
|
12) | uw heil. |
|
Dat is, uw heilzame verlossing.
|
13) | Ik zal horen |
|
Dat is, ik zal naarstiglijk letten op hetgeen God ons getuigt van zijn gunst tot zijne kerk, zowel door zijn woord als door menigerlei werken zijner mogendheid.
|
14) | tot dwaasheid |
|
Dat is, tot zonden en overtredingen van Gods heilige wet, waarmede zij den rechtvaardigen toorn Gods op zich gehaald hebben, niet horende of gehoorzamende de vermaningen en onderrichtingen der profeten, gelijk dat betaamt. Zie Ps. 125:3.
|
15) | opdat in ons |
|
Dat is, opdat ons land wederom in den heerlijken en gelukkigen stand gebracht worde, in welken het tevoren geweest is.
|
16) | waarheid |
|
Of, trouw. En alzo ook Ps. 85:12.
|
17) | zullen elkander ontmoeten |
|
Of, hebben elkander ontmoet.
|
18) | zullen |
|
Met deze en de navolgende spreuken, die ten dele bij gelijkenis gesproken worden, beschrijft de profeet den welstand van het rijk van Christus, op wiens toekomst en hheerlijke weldaden hier gezien wordt.
|
19) | [elkander] |
|
Te weten, gelijk vrienden doen, als zij elkander ontmoeten; Exod. 4:27, en Exod. 18:7.
|
20) | zal uit de aarde |
|
Dat is, zij zal vermeerderd en uitgebreid worden door veler mensen bekering tot God en gehoorzaamheid tot het Evangelie.
|
21) | zal van den hemel |
|
Dat is, zij zal den mensen van God gegeven en medegedeeld worden.
|
22) | het goede geven; |
|
Versta hier, de goede gift en volmaakte gave, die van boven komt van den Vader der lichten; Jak. 1:17.
|
23) | De gerechtigheid |
|
De psalmist wil met deze woorden te verstaan geven dat Christus aan alle plaatsen, waar Hij met de predikatie des heiligen Evangelies komen zal, de gerechtigheid des geloofs medebrengen zal, van welke gesproken is, Ps. 85:11.
|
24) | zal ze zetten |
|
Te weten, de gerechtigheid. Of, Hij zal [ons] op den weg zijner voetstappen zetten.
|