< Job 18 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
1)Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:
2)Hoe lang1) is het, dat gijlieden2) een einde3) van woorden zult maken? Merkt op,4) en daarna zullen wij spreken.
3)Waarom worden wij geacht5) als beesten,6) en zijn onrein7) in ulieder8) ogen?
4)O gij, die zijn ziel9) verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?10)
5)Ja,11) het licht12) der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk13) zijns vuurs14) zal niet glinsteren.
6)Het licht15) zal verduisteren in zijn tent,16) en zijn lamp17) zal over hem uitgeblust worden.
7)De treden18) zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad19) zal hem nederwerpen.
8)Want met zijn voeten20) zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren21) wandelen.
9)De strik zal hem22) bij de verzenen vatten; de struikrover23) zal hem overweldigen.
10)Zijn touw is in de aarde verborgen,24) en zijn val25) op het pad.
11)De beroeringen26) zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien27) op zijn voeten.
12)Zijn macht28) zal hongerig29) wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde.30)
13)De eerstgeborene31) des doods zal de grendelen32) zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.
14)Zijn vertrouwen33) zal uit zijn tent uitgerukt34) worden; zulks35) zal hem doen treden tot den koning36) der verschrikkingen.
15)Zij zal wonen37) in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel39) overstrooid worden.38)
16)Van onder40) zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak41) afgesneden worden.
17)Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.42)
18)Men zal43) hem stoten van het licht44) in de duisternis,45) en men zal hem van de wereld verjagen.
19)Hij zal geen zoon, noch neef hebben46) onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn.
20)Over zijn dag47) zullen de nakomelingen48) verbaasd zijn, en de ouden49) met schrik50) bevangen worden.
21)Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats51) desgenen die God52) niet kent.