< Job 11 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
1)Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide:
2)Zou de veelheid1) der woorden niet beantwoord worden, en zou een klapachtig2) man recht hebben?3)
3)Zouden4) uw leugenen5) de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen?
4)Want gij hebt gezegd: Mijn leer6) is zuiver, en ik ben rein7) in uw ogen.8)
5)Maar gewisselijk, och,9) of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende;
6)En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel10) zijn in wezen!11) Daarom weet, dat God voor u vergeet12) van uw ongerechtigheid.13)
7)Zult gij de onderzoeking14) Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige15) vinden?
8)Zij is als16) de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen?17) Dieper dan de hel,18) wat kunt gij weten?
9)Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee.
10)Indien Hij voorbijgaat,19) opdat Hij overlevere20) of vergadere,21) wie zal dan Hem afkeren?
11)Want Hij kent de ijdele lieden,22) en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken?23)
12)Dan zal24) een verstandeloos25) man kloekzinnig26) worden; hoewel27) de mens als het veulen eens woudezels geboren is.
13)Indien gij uw hart bereid hebt,28) zo breid29) uw handen tot Hem uit.30)
14)Indien31) er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen.
15)Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken,32) en zult vast wezen, en niet vrezen.
16)Want gij zult de moeite vergeten, en harer33) gedenken als der wateren,34) die voorbijgegaan zijn.
17)Ja,35) uw tijd zal klaarder36) dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen,37) als de morgenstond zult gij zijn.
18)En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zal zijn; en gij zult graven,38) gerustelijk zult gij slapen;
19)En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken.39)
20)Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing40) der ziel.