< Job 13 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
1)Ziet, dat1) alles heeft mijn oog gezien, mijn oor gehoord en verstaan.2)
2)Gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook; ik zwicht niet3) voor u.
3)Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust4) mij te verdedigen voor God.
4)Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders;5) gij allen zijt nietige6) medicijnmeesters.
5)Och,7) of gij gans stilzweegt!8) Dat zou ulieden voor wijsheid wezen.9)
6)Hoort toch mijn verdediging,10) en merkt op de twistingen11) mijner lippen.
7)Zult gij voor God12) onrecht spreken,13) en zult gij voor Hem bedriegerij spreken?
8)Zult gij Zijn aangezicht14) aannemen? Zult gij voor God twisten?15)
9)Zal het goed zijn,16) als Hij u zal onderzoeken?17) Zult gij met Hem spotten,18) gelijk men met een mens spot?
10)Hij zal u gewisselijk bestraffen, zo gij in het verborgene19) het aangezicht20) aanneemt.
11)Zal u niet Zijn hoogheid21)22) verschrikken, en Zijn vreze23) over u vallen?
12)Uw gedachtenissen24) zijn gelijk as,25) uw hoogten als hoogten26) van leem.
13)Houdt stil27) van mij, opdat ik spreke, en er ga over mij, wat het zij.28)
14)Waarom29) zou ik mijn vlees in mijn tanden nemen, en mijn ziel30) in mijn hand stellen?
15)Ziet,31) zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel32) zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.
16)Ook zal Hij mij33) tot zaligheid zijn; maar een huichelaar34) zal voor Zijn aangezicht niet komen.
17)Hoort35) naarstiglijk mijn rede, en mijn aanwijzing met uw oren.
18)Ziet nu, ik heb het recht36) ordentelijk gesteld; ik weet, dat ik rechtvaardig zal verklaard worden.37)
19)Wie is hij, die met mij twist? Wanneer38) ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven.39)
20)Alleenlijk doe twee dingen40) niet met mij; dan zal ik41) mij van Uw aangezicht niet verbergen.
21)Doe Uw hand42) verre van op mij, en Uw verschrikking make mij niet verbaasd.
22)Roep dan, en ik zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord.
23)Hoeveel43) misdaden en zonden heb ik? Maak mijn overtreding en mijn zonden mij bekend.
24)Waarom verbergt44) Gij Uw aangezicht, en houdt mij45) voor Uw vijand?
25)Zult Gij46) een gedreven blad verbrijzelen, en zult Gij een drogen stoppel vervolgen?
26)Want Gij schrijft47) tegen mij bittere dingen; en Gij doet mij erven de misdaden48) mijner jonkheid.
27)Gij legt49) ook mijn voeten in den stok, en neemt50) waar al mijn paden; Gij drukt51) U in de wortelen52) mijner voeten,
28)En hij veroudert53) als een verrotting, als een kleed, dat de mot opeet.