< Job 31 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
1)Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd?1)
2)Want wat is het deel Gods2) van boven, of de erve des Almachtigen uit de hoogten?3)
3)Is niet het verderf voor den verkeerde, ja, wat vreemds4) voor de werkers der ongerechtigheid?
4)Ziet Hij niet5) mijn wegen,6) en telt Hij7) niet al mijn treden?
5)Zo ik met ijdelheid8) omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij;
6)Hij wege mij op, in een rechte weegschaal,9) en God zal mijn oprechtigheid10) weten.
7)Zo mijn gang uit den weg11) geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is,12) en aan mijn handen iets aankleeft;13)
8)Zo moet ik zaaien,14) maar een ander eten, en mijn spruiten15) moeten uitgeworteld worden!
9)Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw,16) of ik aan mijns naasten deur geloerd heb;
10)Zo moet mijn huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over haar krommen!
11)Want dat is een schandelijke daad, en het is een misdaad bij de rechters.17)
12)Want dat is een vuur,18) hetwelk tot de verderving toe verteert, en al mijn inkomen uitgeworteld zou hebben.
13)Zo ik versmaad heb het recht mijns knechts, of mijner dienstmaagd, als zij geschil hadden met mij;
14)(Want wat zou ik doen,19) als God opstond?20) En als Hij bezoeking deed,21) wat zou ik Hem antwoorden?
15)Heeft Hij niet, Die mij in den buik maakte, hem ook gemaakt22) en Een ons23) in de baarmoeder bereid?)
16)Zo ik den armen hun begeerte onthouden heb,24) of de ogen25) der weduwe laten versmachten;
17)En mijn bete alleen gegeten heb, zodat de wees daarvan niet gegeten heeft;
18)(Want van mijn jonkheid af is hij bij mij26) opgetogen,27) als bij een vader, en van mijner moeders buik28) af heb ik haar29) geleid;)30)
19)Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige31) geen deksel had;
20)Zo zijn lenden32) mij niet gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner lammeren verwarmd werd;
21)Zo ik mijn hand tegen den wees bewogen heb,33) omdat ik in de poort34) mijn hulp zag;35)
22)Mijn schouder valle van het schouderbeen, en mijn arm breke van zijn pijp af!36)
23)Want het verderf Gods37) was bij mij een schrik, en ik vermocht38) niet vanwege39) Zijn hoogheid.
24)Zo ik het goud tot mijn hoop40) gezet heb, of tot het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen;
25)Zo ik blijde ben geweest, omdat mijn vermogen41) groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had;42)
26)Zo ik het licht43) aangezien heb,44) wanneer het scheen,45) of de maan heerlijk voortgaande;
27)En mijn hart verlokt46) is geweest in het verborgen,47) dat mijn hand48) mijn mond gekust heeft;
28)Dat ware ook een misdaad49) bij den rechter; want ik zou den God van boven50) verzaakt hebben.51)
29)Zo ik verblijd ben geweest in de verdrukking52) mijns haters, en mij opgewekt53) heb, als het kwaad54) hem vond;55)
30)(Ook heb ik mijn gehemelte56) niet toegelaten te zondigen, mits door een vloek zijn ziel57) te begeren).
31)Zo de lieden mijner tent58) niet hebben gezegd:59) Och, of wij van zijn vlees hadden, wij zouden niet verzadigd worden;
32)De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg;60)
33)Zo ik, gelijk Adam,61) mijn overtredingen bedekt heb, door eigenliefde62) mijn misdaad verbergende!
34)Zeker, ik kon wel een grote menigte geweldiglijk63) onderdrukt hebben; maar de verachtste64) der huisgezinnen zou mij afgeschrikt hebben;65) zodat ik66) gewezen zou hebben, en ter deure niet uitgegaan zijn.
35)Och,67) of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk is,68) dat de Almachtige69) mij antwoorde,70) en dat mijn tegenpartij71) een boek schrijve.72)
36)Zou ik het niet73) op mijn schouder dragen? Ik zou het op mij binden als een kroon.74)
37)Het getal mijner treden75) zou ik hem aanwijzen;76) als een vorst77) zou ik tot hem naderen.
38)Zo mijn land tegen mij roept,78) en zijn voren79) te zamen wenen;
39)Zo ik zijn vermogen80) gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden81) heb doen hijgen;82)
40)Dat voor tarwe distelen voortkomen, en voor gerst stinkkruid! De woorden van Job84) hebben een einde.83)