|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
|
1) | Verder zeide de HEERE tot mij: Neem u een grote rol,1) en schrijf daarop met eens mensen griffel:2) Haastende3) tot den roof, is hij spoedig4) tot den buit! |
2) | Toen nam ik mij getrouwe5) getuigen, Uria, den priester, en Zacharia, den zoon van Jeberechja.6) |
3) | En ik was tot de profetesse7) genaderd,8) die werd zwanger, en baarde een zoon; en de HEERE zeide tot mij: Noem zijn naam MAHER-SCHALAL, CHAZBAZ.9) |
4) | Want eer dat knechtje10) zal kunnen roepen:11) Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom van Damaskus,12) en den buit13) van Samaria14) dragen voor het aangezicht15) van den koning van Assur. |
5) | En de HEERE16) sprak nog verder tot mij, zeggende: |
6) | Dewijl17) dit volk18) veracht de wateren19) van Siloa, die zachtjes gaan,20) en er vreugde is bij Rezin en den zoon van Remalia;21) |
7) | Daarom ziet, zo zal de Heere over hen22) doen opkomen die sterke23) en geweldige wateren der rivier, den koning van Assyrie en al zijn heerlijkheid;24) en hij zal opkomen25) over al zijn stromen,26) en gaan over al zijn oevers;26) |
8) | En hij zal doortrekken27) in Juda,28) hij zal het29) overstromen,30) en er doorgaan, hij zal tot aan den hals31) reiken; en de uitstrekkingen32) zijner vleugelen zullen vervullen de breedte uws lands, o Immanuel!33) |
9) | Vergezelt34) u te zamen, gij volken! doch wordt verbroken;35)38) en neemt ter ore, allen gij,36) die in verre landen zijt, omgordt u,37) doch wordt verbroken; omgordt u, doch wordt verbroken! |
10) | Beraadslaagt39) een raad, doch hij zal vernietigd worden; spreekt een woord, doch het zal niet bestaan;40) want God is met ons!41) |
11) | Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd, met een sterke hand,42) en Hij onderwees mij van niet te wandelen43) op den weg dezes volks, zeggende: |
12) | Gijlieden44) zult niet zeggen: Een verbintenis,46) van alles, waar dit volk45) van zegt: Het is een verbintenis; en vreest gijlieden47) hun vreze niet,48) en verschrikt niet.49) |
13) | Den HEERE der heirscharen, Dien zult gijlieden50) heiligen,51) en Hij zij uw vreze,52) en Hij zij uw verschrikking. |
14) | Dan zal Hij53) ulieden tot een Heiligdom zijn; maar tot een steen des aanstoots en tot een rotssteen der struikeling den twee huizen54) van Israel,55) tot een strik en tot een net den inwoners te Jeruzalem. |
15) | En velen56) onder hen57) zullen struikelen, en vallen,58) en verbroken worden, en zullen verstrikt en gevangen worden. |
16) | Bind59) de getuigenis toe; verzegel de wet60) onder mijn leerlingen.61) |
17) | Daarom zal ik62) den Heere verbeiden, Die Zijn aangezicht63) verbergt voor het huis van Jakob, en ik zal Hem verwachten. |
18) | Ziet,64) ik en de kinderen,65) die mij de HEERE66) gegeven heeft,67) zijn tot tekenen68) en tot wonderen in Israel,69) van den HEERE der heirscharen, Die op den berg Sion woont. |
19) | Wanneer70) zij dan71) tot ulieden72) zeggen zullen: Vraagt73) waarzeggers en duivelskunstenaars, die daar piepen,74) en binnensmonds75) mompelen; zo zegt: Zal niet een volk zijn God vragen? zal men76) voor de levenden de doden vragen? |
20) | Tot de wet77) en tot de getuigenis!78) zo zij niet79) spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad80) zullen hebben.81) |
21) | En een ieder82) van hen zal daar doorgaan,83) hard gedrukt en hongerig; en het zal geschieden, wanneer hem hongert, en hij zeer toornig zal zijn, dan zal hij vloeken84) op zijn koning en op zijn God,85) als hij opwaarts86) zal zien; |
22) | Als hij87) de aarde aanschouwen zal, ziet, er zal benauwdheid en duisternis zijn; hij zal verduisterd88) zijn door angst, en voortgedreven door donkerheid. |
23) | Maar het land,89) dat beangstigd was, zal niet gans verduisterd worden; gelijk als Hij het90) in den eersten tijd verachtelijk gemaakt heeft, naar het land van Zebulon aan,91) en naar het land van Nafthali aan, alzo heeft Hij het in het laatste92) heerlijk gemaakt, naar den weg zeewaarts93) aan gelegen over de Jordaan,94) aan Galilea der heidenen.95) |