< Jesaja 23 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
1)De last1) van Tyrus. Huilt, gij schepen2) van Tarsis!3) want zij is verwoest,4) dat er geen huis5) meer is, dat niemand er meer ingaat; uit het land Chittim6) is het aan hen openbaar geworden.
2)Zwijgt,7) gij9) inwoners des eilands!8) gij, die de kooplieden van Sidon,10) over zee varende, vervulden,11)
3)En wiens inkomst was het zaad12) van Sichor13) over de grote wateren,14) de oogst15) der rivier;16) en zij was de markt der heidenen.17)
4)Word beschaamd, o Sidon!18) want de zee spreekt,19) ja, de sterkte der zee,20) zeggende: Ik heb geen barensnood21) gehad, ik heb ook niet gebaard, en ik heb geen jongelingen groot gemaakt,22) en geen jonge dochters opgebracht.
5)Gelijk als geweest is de tijding23) van Egypte, zal men ook in weedom zijn,24) als men van Tyrus25) horen zal.
6)Vaart26) over naar Tarsis, huilt, gij inwoners des eilands!27)
7)Is dit28) uw vrolijk huppelende stad? welker oudheid wel van oude dagen af is; maar haar eigen voeten zullen haar verre wegdragen, om in vreemdelingschap29) te verkeren.
8)Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die kronende stad,30) welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars31) de heerlijkste in het land zijn?32)
9)De HEERE der heirscharen heeft het beraadslaagd, opdat Hij ontheilige33) de hovaardij34) van alle sieraad, om al de heerlijksten der aarde35) verachtelijk36) te maken.
10)Ga door37) naar uw land, als een rivier,38) gij dochter39) van Tarsis! er is geen gordel meer.40)
11)Hij heeft41) Zijn hand uitgestrekt42) over de zee,43) Hij heeft de koninkrijken beroerd;44) de HEERE heeft bevel gegeven45) tegen Kanaan,46) om haar sterkten te verdelgen.
12)En Hij heeft gezegd:47) Gij zult niet meer vrolijk huppelen, o gij verdrukte maagd,48) gij dochter van Sidon! Naar Chittim toe,49) maak u op, vaar over; ook zult gij50) aldaar geen rust hebben.
13)Ziet,51) het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur52) heeft het54) gefondeerd voor degenen, die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op, en bouwden hun paleizen, maar Hij53) heeft het tot een vervallen hoop55) gesteld.
14)Huilt, gij schepen van Tarsis! want ulieder56) sterkte is verstoord.
15)En het zal geschieden te dien dage, dat Tyrus57) zal vergeten worden zeventig jaren,58) gelijk eens konings59) dagen; maar ten einde van zeventig jaren zal in Tyrus60) als een hoerenlied zijn:
16)Neem de harp, ga in de stad rondom, gij vergeten61) hoer!62) speel wel,63) zing veel64) liederen, opdat uwer gedacht worde!
17)Want het zal geschieden ten einde van zeventig jaren, dat de HEERE Tyrus zal bezoeken, en dat zij wederkeren zal tot haar hoerenloon, en zij zal hoererij65) bedrijven met alle koninkrijken der aarde, die op den aardbodem zijn.
18)En haar koophandel66) en haar hoerenloon zal den HEERE heilig zijn,67) het zal niet68) ten schat vergaderd noch opgesloten worden; maar haar koophandel zal wezen voor hen, die voor den HEERE69) wonen, opdat zij eten tot verzadiging, en dat zij durig70) deksel hebben.