< Spreuken 9 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)De opperste1) Wijsheid heeft Haar huis2) gebouwd; Zij heeft Haar zeven3) pilaren4) gehouwen.
2)Zij5) heeft Haar slachtvee6) geslacht.7) Zij heeft Haar wijn gemengd;8) ook heeft Zij Haar tafel toegericht.9)
3)Zij heeft Haar dienstmaagden10) uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen11) van de hoogten der stad:
4)Wie is slecht?12) Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:13)
5)Komt,14) eet van Mijn brood,15) en drinkt van den wijn, dien Ik gemengd heb.
6)Verlaat de slechtigheden,16) en leeft;17) en treedt in den weg des verstands.18)
7)Wie den spotter19) tuchtigt,20) behaalt21) zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.22)
8)Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze,23) en hij zal u liefhebben.
9)Leer den wijze,24) zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen.25)
10)De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap26) der heiligen is verstand.
11)Want27) door Mij zullen uw28) dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden.
12)Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven;29) en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.30)
13)Een zotte vrouw31) is woelachtig,32) de slechtigheid33) zelve, en weet niet met al.34)
14)En zij zit35) aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad;
15)Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden36) recht maken, zeggende:
16)Wie is slecht?37) Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij:
17)De gestolen38) wateren zijn zoet, en het verborgen39) brood is liefelijk.
18)Maar40) hij weet niet,41) dat aldaar42) doden zijn;43) haar genoden zijn in de diepten der hel.44)