< Spreuken 17 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)Een droge bete, en rust daarbij, is beter, dan een huis vol van geslachte1) beesten met twist.2)
2)Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd3) maakt, en in het midden4) der broederen zal hij erfenis delen.
3)De smeltkroes5) is voor het zilver, en de oven6) voor het goud; maar de HEERE7) proeft de harten.
4)De boosdoener8) merkt op de ongerechtige9) lip; een leugenaar10) neigt het oor tot de verkeerde tong.11)
5)Die den arme bespot,12) smaadt13) deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf,14) zal niet onschuldig zijn.15)
6)De kroon16) de ouden zijn de kindskinderen,17) en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.18)
7)Een voortreffelijke19) lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip.20)
8)Het geschenk is in de ogen zijner heren21) een aangenaam22) gesteente; waarhenen het zich23) zal wenden, zal het wel24) gedijen.
9)Die de overtreding25) toedekt,26) zoekt liefde;27) maar die de zaak28) weder ophaalt, scheidt den voornaamsten29) vriend.
10)De bestraffing gaat dieper in den verstandige, dan den zot honderdmaal te slaan.30)
11)Zekerlijk,31) de wederspannige zoekt het kwaad;32) maar een wrede33) bode zal tegen hem gezonden34) worden.
12)Dat een beer,35) die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid.36)
13)Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal37) van zijn huis38) niet wijken.
14)Het begin39) des krakeels is gelijk een, die het water40) opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich41) vermengt.42)
15)Wie den goddeloze rechtvaardigt,43) en den rechtvaardige verdoemt,44) zijn den HEERE een gruwel, ja,45) die beiden.
16)Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld46) zijn, om wijsheid te kopen,47) dewijl hij geen verstand48) heeft?
17)Een vriend49) heeft te aller tijd50) lief; en een broeder51) wordt in de benauwdheid geboren.52)
18)Een verstandeloos mens klapt53) in de hand, zich borg54) stellende bij zijn55) naaste.56)
19)Die het gekijf57) liefheeft, heeft de overtreding lief; die zijn deur58) verhoogt, zoekt59) verbreking.60)
20)Wie verdraaid61) is van hart, zal het goede62) niet vinden; en die verkeerd63) is met zijn tong, zal in het kwaad vallen.
21)Wie een zot64) genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen65) zal zich niet verblijden.
22)Een blij hart zal een medicijn goed maken;66) maar een verslagen geest zal het gebeente67) verdrogen.
23)De goddeloze zal het geschenk uit den schoot68) nemen, om69) de paden70) des rechts te buigen.
24)In het aangezicht71) des verstandigen is wijsheid; maar de ogen72) des zots zijn in het einde der aarde.
25)Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere73) droefheid voor degene, die hem gebaard heeft.
26)Het is niet goed,74) den rechtvaardige75) ook te doen boeten,76) dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen77) recht is.
27)Wie wetenschap78) weet, houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk79) van geest.
28)Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit, verstandig.