< Spreuken 20 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)De wijn1) is een spotter, de sterke drank2) is woelachtig;3) al wie daarin dwaalt,4) zal niet wijs zijn.5)
2)De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws;7) die zich tegen hem8) vergramt,9) zondigt tegen zijn ziel.6)10)
3)Het is eer voor een man, van twist af te blijven;11) maar ieder dwaas zal er zich in mengen.
4)Om den winter12) zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen13) in den oogst, maar er zal niet zijn.14)
5)De raad15) in het hart eens mans16) is als diepe wateren;17) maar een man van verstand18) zal dien19) uithalen.20)
6)Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid21) uit; maar wie zal een recht trouwen man22) vinden?
7)De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid;23) welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem.
8)Een koning,24) zittende op den troon25) des gerichts, verstrooit26) alle kwaad27) met zijn ogen.
9)Wie kan zeggen:28) Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde?
10)Tweeerlei29) weegsteen,30) tweeerlei efa31) is den HEERE32) een gruwel, ja33) die beide.
11)Een jongen zal ook door zijn handelingen34) zich bekend maken, of zijn werk35) zuiver, en of het recht zal wezen.
12)Een horend oor,36) en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide.
13)Heb den slaap37) niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen,38) verzadig39) u met brood.40)
14)Het is kwaad,41) het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is,42) dan zal hij zich beroemen.
15)Goud is er, en menigte van robijnen;43) maar de lippen44) de wetenschap zijn een kostelijk kleinood.45)
16)Als iemand46) voor47) een vreemde48) borg geworden is, neem49) zijn kleed;50) en pand hem voor de onbekenden.51)
17)Het brood der leugen52) is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond53) vol van zandsteentjes54) worden.
18)Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen.
19)Die als55) een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke;56) vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt.57)
20)Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp58) zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.59)
21)Als een erfenis60) in het eerste verhaast61) wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden.
22)Zeg niet:62) Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen.
23)Tweeerlei63) weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke64) weegschaal is niet goed.65)
24)De treden des mans66) zijn van den HEERE;67) hoe zou dan een mens zijn weg68) verstaan?
25)Het is een strik69) des mensen, dat hij het heilige70) verslindt,71) en na gedane geloften, onderzoek72) te doen.
26)Een wijs koning verstrooit73) de goddelozen, en hij brengt het rad74) over hen.
27)De ziel75) des mensen is een lamp76) des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren77) des buiks.
28)Weldadigheid78) en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon.
29)Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid79) is de grijsheid.
30)Gezwellen80) der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste81) des buiks.