< Spreuken 21 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)Des konings hart is in de hand1) des HEEREN als waterbeken.2) Hij neigt het tot al wat Hij wil.
2)Alle weg3) des mensen is recht in zijn ogen; maar de HEERE weegt de harten.4)
3)Gerechtigheid5) en recht te doen is bij den HEERE uitgelezener dan offer.
4)Hoogheid6) der ogen, en trotsheid7) des harten, en de ploeging8) der goddelozen, zijn zonde.
5)De gedachten des vlijtigen zijn alleen9) tot overschot;10) maar van een ieder, die haastig is,11) alleen tot gebrek.
6)Te arbeiden12) om schatten met een valse tong,13) is een voortgedrevene14) ijdelheid dergenen, die den dood15) zoeken.
7)De verwoesting16) der goddelozen zal hen doorsnijden,17) omdat zij weigeren recht18) te doen.
8)De weg des mensen is gans19) verkeerd en vreemd;20) maar het werk21) des zuiveren is recht.
9)Het is beter te wonen op een hoek van het dak,22) dan met een kijfachtige huisvrouw,23) en dat in een huis van gezelschap.
10)De ziel des goddelozen begeert het kwaad;24) zijn naaste25) krijgt geen genade in zijn ogen.
11)Als men den spotter straft,26) wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht,27) neemt hij28) wetenschap aan.
12)De rechtvaardige let verstandelijk29) op des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad30) stort.
13)Die zijn oor stopt voor het geschrei31) des armen, die zal ook roepen,32) en niet verhoord worden.
14)Een gift in het verborgene33) houdt34) den toorn onder, en een geschenk in den schoot35) de sterke grimmigheid.
15)Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen;36) maar voor de werkers der ongerechtigheid37) is het verschrikking.38)
16)Een mens, die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden39) rusten.40)
17)Die blijdschap41) liefheeft, die zal gebrek lijden;42) die wijn en olie43) liefheeft, zal niet rijk worden.
18)De goddeloze44) is een rantsoen45) voor de rechtvaardigen, en de trouweloze voor de oprechten.
19)Het is beter te wonen in een woest land,46) dan bij een zeer kijfachtige47) en toornige huisvrouw.
20)In des wijzen woning is een gewenste schat,48) en olie; maar een zot mens verslindt zulks.
21)Die rechtvaardigheid49)51) en weldadigheid50) najaagt, zal het leven, rechtvaardigheid en eer vinden.
22)De wijze52) beklimt53) de stad der geweldigen, en werpt de sterkte54) huns vertrouwens neder.
23)Die zijn mond55) en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden.
24)Die een hovaardig56) pocher is, zijn naam57) is spotter; hij gaat58) met hovaardige verbolgenheid te werk.
25)De begeerte59) des luiaards zal hem doden,60) want zijn handen weigeren te werken.
26)Den gansen dag begeert hij begeerlijke61) dingen; maar de rechtvaardige zal geven,62) en niet inhouden.
27)Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer, als zij het met een schandelijk63) voornemen brengen!
28)Een leugenachtig64) getuige zal vergaan; en een man, die hoort,65) zal spreken tot overwinning.66)
29)Een goddeloos man sterkt zich67) in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn weg68) vast.
30)Er is geen wijsheid, en er is geen verstand, en er is geen raad tegen den HEERE.69)
31)Het paard70) wordt bereid tegen den dag des strijds; maar de overwinning71) is des HEEREN.72)