< Spreuken 29 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)Een man,1) die, dikwijls bestraft zijnde, den nek2) verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat3) er geen genezen aan zij.
2)Als de rechtvaardigen groot4) worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht5) het volk.
3)Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt zijn vader; maar die6) een metgezel der hoeren is, brengt het goed door.
4)Een koning7) houdt het land8) staande door het recht;9) maar een,10) die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve.
5)Een man, die zijn naaste vleit,11) spreidt12) een net uit voor deszelfs gangen.
6)In de overtreding eens bozen mans is een strik;13) maar de rechtvaardige juicht14) en is blijde.
7)De rechtvaardige15) neemt kennis16) van de rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap17) niet.
8)Spotdrijvende18) lieden blazen19) een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn20) af.
9)Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd21) is of lacht, zo is er toch geen rust.22)
10)Bloedgierige23) lieden haten den vrome;24) maar de oprechten zoeken zijn ziel.25)
11)Een zot laat zijn gansen26) geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts.27)
12)Een heerser,28) die op leugentaal29) acht geeft,30) al zijn dienaars zijn goddeloos.31)
13)De arme en de bedrieger32) ontmoeten33) elkander; de HEERE verlicht34) hun beider ogen.
14)Een koning, die de armen35) in trouw recht doet,36) diens troon zal in eeuwigheid bevestigd worden.
15)De roede,37) en de bestraffing38) geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf39) gelaten is, beschaamt zijn moeder.40)
16)Als de goddelozen velen worden,41) wordt de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun val42) aanzien.
17)Tuchtig43) uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven.
18)Als er geen profetie is,44) wordt het volk ontbloot;45) maar welgelukzalig is hij, die de wet46) bewaart.
19)Een knecht47) zal door de woorden niet getuchtigd48) worden; hoewel hij49) u verstaat, nochtans zal hij niet antwoorden.50)
20)Hebt gij51) een man gezien, die haastig in zijn woorden is?52) Van een zot is meer verwachting53) dan van hem.
21)Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt, hij zal in zijn laatste een zoon54) willen zijn.
22)Een toornig man55) verwekt gekijf; en de grammoedige56) is veelvoudig in overtreding.
23)De hoogmoed des mensen zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden.57)
24)Die met een dief deelt, haat58) zijn ziel; hij hoort59) een vloek, en hij geeft het niet te kennen.
25)De siddering60) des mensen legt61) een strik; maar die op den HEERE vertrouwt, zal in een hoog62) vertrek gesteld worden.
26)Velen zoeken63) het aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van den HEERE.64)
27)Een ongerechtig65) man is den rechtvaardige een gruwel; maar die recht66) is van weg, is den goddeloze67) een gruwel.