< Spreuken 10 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)De spreuken1) van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader;2) maar een zot zoon is zijner moeder droefheid.
2)Schatten der goddeloosheid3) doen geen nut; maar de gerechtigheid4) redt5) van den dood.
3)De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have6) der goddelozen stoot Hij weg.
4)Die met een bedriegelijke7) hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.
5)Die in den zomer vergadert,8) is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd9) maakt.
6)Zegeningen10) zijn op het hoofd11) des rechtvaardigen; maar het geweld12) bedekt13) den mond der goddelozen.
7)De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening14) zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.15)
8)Die wijs van hart is, neemt de geboden16) aan; maar die dwaas17) is van lippen, zal omgeworpen18) worden.
9)Die in oprechtheid19) wandelt, wandelt zeker;20) maar die zijn wegen21) verkeert, zal bekend22) worden.
10)Die met het oog23) wenkt, richt smart aan; en een dwaas24) van lippen zal omgeworpen25) worden.
11)De mond des rechtvaardigen is een springader26) des levens; maar het geweld27) bedekt den mond der goddelozen.
12)Haat verwekt krakelen; maar de liefde28) dekt29) alle30) overtredingen toe.
13)In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden;31) maar op den rug des verstandelozen32) de roede.33)
14)De wijzen leggen34) wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring35) nabij.
15)Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen36) is hun verstoring.
16)Het werk37) des rechtvaardigen is ten leven;38) de inkomst39) des goddelozen is ter zonde.40)
17)Het pad tot het leven41) is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.42)
18)Die den haat43) bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot.
19)In de veelheid der woorden44) ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen wederhoudt, is kloek verstandig.
20)De tong des rechtvaardigen is uitgelezen45) zilver; het hart der goddelozen is weinig waard.46)
21)De lippen des rechtvaardigen voeden47) er velen; maar de dwazen sterven48) door gebrek49) van verstand.
22)De zegen50) des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt51) er geen smart52) bij.53)
23)Het is voor den zot als spel, schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid54) te plegen.
24)De vreze55) des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte56) der rechtvaardigen zal God geven.
25)Gelijk57) een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet meer; maar de rechtvaardige is een eeuwige58) grondvest.
26)Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is, zo is de luie59) dengenen, die hem uitzenden.
27)De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen;60) maar de jaren der goddelozen worden verkort.61)
28)De hoop der rechtvaardigen is blijdschap;62) maar de verwachting der goddelozen zal vergaan.63)
29)De weg64) des HEEREN is voor den oprechte sterkte;65) maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring.66)
30)De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden; maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen.67)
31)De mond68) des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong69) der verkeerdheden zal uitgeroeid worden.
32)De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is;70) maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid.71)