< Spreuken 3 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)Mijn zoon! vergeet mijn wet niet,1) maar uw hart beware mijn geboden.
2)Want langheid van dagen,2) en jaren van leven,3) en vrede zullen zij u vermeerderen.4)
3)Dat de goedertierenheid5) en de trouw u niet verlaten; bind ze6) aan uw hals,7) schrijf8) ze op de tafel uws harten.
4)En vind9) gunst10) en goed verstand,11) in de ogen Gods en der mensen.
5)Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart,12) en steun op uw verstand niet.
6)Ken Hem in al uw wegen,13) en Hij zal uw paden recht maken.14)
7)Zijt niet wijs in uw ogen;15) vrees den HEERE, en wijk van het kwade.
8)Het zal een medicijn voor uw navel16) zijn, en een bevochtiging17) voor uw beenderen.
9)Vereer den HEERE18) van uw goed, en van de eerstelingen19) al uwer inkomsten;
10)Zo zullen uw schuren met overvloed20) vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.21)
11)Mijn zoon! verwerp de tucht22) des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;23)
12)Want de HEERE kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen24) heeft.
13)Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt,25) en de mens, die verstandigheid voortbrengt!26)
14)Want haar koophandel27) is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven28) goud.
15)Zij is kostelijker dan robijnen;29) en al wat u lusten mag,30) is met haar niet te vergelijken.
16)Langheid31) der dagen is in haar32) rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer.
17)Haar wegen33) zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede.34)
18)Zij35) is een boom36) des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vasthoudt, wordt gelukzalig.
19)De HEERE heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid.37)
20)Door Zijn wetenschap zijn de afgronden38) gekloofd, en de wolken druipen dauw.
21)Mijn zoon! laat ze niet39) afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige40) wijsheid en bedachtzaamheid.41)
22)Want zij zullen42) het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid43) voor uw hals.
23)Dan zult gij uw weg44) zeker wandelen, en gij zult uw voet45) niet stoten.
24)Zo gij nederligt,46) zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
25)Vrees niet47) voor haastigen schrik,48) noch voor de verwoesting49) der goddelozen,50) als zij komt.
26)Want de HEERE zal met uw51) hoop wezen,52) en Hij zal uw voet bewaren van gevangen53) te worden.
27)Onthoud54) het goed55) van zijn meesters56) niet, als het in het vermogen57) uwer hand is te doen.
28)Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven,58) dewijl het bij u is.
29)Smeed59) geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen60) bij u woont.
30)Twist61) met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad62) gedaan heeft.
31)Zijt niet nijdig over een man des gewelds,64) en verkies geen van zijn wegen.63)65)
32)Want de afwijker66) is den HEERE67) een gruwel; maar Zijn verborgenheid68) is met den oprechte.
33)De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
34)Zekerlijk,69) de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen70) zal Hij genade geven.
35)De wijzen zullen eer beerven; maar elk een der zotten neemt schande71) op zich.