< Spreuken 12 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)Wie de tucht1) liefheeft, die heeft de wetenschap2) lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig.
2)De goede3) zal een welgevallen4) trekken van5) den HEERE; maar een man van schandelijke6) verdichtselen zal Hij7) verdoemen.8)
3)De mens zal niet9) bevestigd worden door goddeloosheid; maar de wortel10) der rechtvaardigen zal niet bewogen worden.
4)Een kloeke11) huisvrouw is een kroon12) haars heren;13) maar die beschaamt14) maakt, is als verrotting15) in zijn beenderen.
5)Der rechtvaardigen16) gedachten zijn recht; der goddelozen raadslagen17) zijn bedrog.
6)De woorden der goddelozen zijn om op bloed18) te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden.19)
7)De goddelozen20) worden omgekeerd, dat zij niet meer21) zijn; maar het huis22) der rechtvaardigen zal bestaan.
8)Een ieder zal geprezen23) worden, naardat24) zijn verstandigheid is; maar die verkeerd25) van hart is, zal tot verachting wezen.
9)Beter is, die zich gering26) acht, en een knecht27) heeft, dan die zichzelven28) eert, en des broods gebrek heeft.
10)De rechtvaardige kent29) het leven30) van zijn beest; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed.31)
11)Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele32) mensen volgt, is verstandeloos.
12)De goddeloze begeert het net33) der bozen; maar de wortel34) der rechtvaardigen zal uitgeven.35)
13)In de overtreding36) der lippen is de strik37) des bozen; maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid38) uitkomen.39)
14)Een ieder40) wordt van de vrucht41) des monds met goed verzadigd;42) en de vergelding van des mensen43) handen zal hij tot zich wederbrengen.44)
15)De weg45) des dwazen is recht in zijn ogen;46) maar die naar raad hoort,47) is wijs.
16)De toorn des dwazen wordt ten zelven48) dage bekend;49) maar die kloekzinnig is,50) bedekt de schande.51)
17)Die waarheid voortbrengt,52) maakt gerechtigheid53) bekend; maar een getuige der valsheden, bedrog.54)
18)Daar is een, die woorden55) als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn.56)
19)Een waarachtige57) lip zal bevestigd58) worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor een ogenblik.
20)Bedrog is in het hart dergenen, die kwaad59) smeden; maar degenen die vrede raden, hebben blijdschap.60)
21)Den rechtvaardigen zal geen leed61) wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden.
22)Valse62) lippen zijn den HEERE een gruwel; maar die trouwelijk63) handelen, zijn Zijn welgevallen.64)
23)Een kloekzinnig mens bedekt65) de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid66) uit.
24)De hand der vlijtigen zal heersen; maar de bedriegers67) zullen onder cijns68) wezen.
25)Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder; maar een goed woord verblijdt het.
26)De rechtvaardige is voortreffelijker69) dan zijn naaste;70) maar de weg71) der goddelozen doet hen dwalen.72)
27)Een bedrieger73) zal zijn jachtvang74) niet braden;75) maar het kostelijk76) goed des mensen is des vlijtigen.77)
28)In het pad78) der gerechtigheid is het leven; en in den weg van haar voetpad is de dood niet.