|
|
|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
|
| 1) | Mijn zoon!1) zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;2) |
| 2) | Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid3) neigt; |
| 3) | Ja,4) zo gij tot het verstand roept,5) uw stem verheft6) tot de verstandigheid; |
| 4) | Zo gij haar zoekt als zilver,7) en naspeurt als verborgen schatten; |
| 5) | Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.8) |
| 6) | Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond9) komt kennis en verstand. |
| 7) | Hij legt weg voor de oprechten een bestendig10) wezen; Hij is een Schild11) dengenen, die oprechtelijk12) wandelen; |
| 8) | Opdat zij de paden13) des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten14) bewaren.15) |
| 9) | Dan zult gij verstaan gerechtigheid,16) en recht, en billijkheden, en alle goed pad.17) |
| 10) | Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; |
| 11) | Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht18) houden, de verstandigheid zal u behoeden; |
| 12) | Om u te redden van den kwaden weg,19) van den man, die verkeerdheden20) spreekt; |
| 13) | Van degenen, die de paden21) der oprechtheid verlaten,22) om te gaan23) in de wegen der duisternis; |
| 14) | Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;24) |
| 15) | Welker paden25) verkeerd26) zijn, en afwijkende27) in hun sporen; |
| 16) | Om u28) te redden van de vreemde vrouw,29) van de onbekende, die30) met haar redenen vleit; |
| 17) | Die den leidsman31) harer jonkheid verlaat, en het verbond32) haars Gods vergeet; |
| 18) | Want haar huis33) helt naar den dood,34) en haar paden naar de overledenen.35) |
| 19) | Allen die tot haar ingaan,36) zullen niet wederkomen,37) en zullen de paden des levens38) niet aantreffen; |
| 20) | Opdat39) gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden40) der rechtvaardigen.41) |
| 21) | Want de vromen zullen de aarde42) bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven;43) |
| 22) | Maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid44) worden, en de trouwelozen45) zullen er van uitgerukt worden. |