< Spreuken 4 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
1)Hoort, gij kinderen!1) de tucht2) des vaders, en merkt op, om verstand te weten.
2)Dewijl ik ulieden goede leer geve,3) verlaat4) mijn wet niet.5)
3)Want ik was mijns vaders zoon,6) teder,7) en een enige8) voor het aangezicht mijner moeder.
4)Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef.9)
5)Verkrijg wijsheid, verkrijg verstand; vergeet niet,10) en wijk niet van de redenen mijns monds.11)
6)Verlaat12) ze niet, en zij zal u behoeden; heb ze lief, en zij zal u bewaren.
7)De wijsheid is het voornaamste;13) verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting.14)
8)Verhef ze,15) en zij zal u verhogen; zij zal u vereren,16) als gij haar omhelzen zult.
9)Zij zal uw hoofd een aangenaam17) toevoegsel geven, een sierlijke kroon18) zal zij u leveren.
10)Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren19) des levens zullen u vermenigvuldigd worden.
11)Ik onderwijs u in den weg der wijsheid; ik doe u treden in de rechte sporen.20)
12)In uw gaan zal uw tred niet21) benauwd worden,22) en indien gij loopt, zult gij niet struikelen.
13)Grijp de tucht23) aan, laat niet af;24) bewaar ze,25) want zij is uw leven.26)
14)Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen.
15)Verwerp dien,27) ga er niet door; wijk er van, en ga voorbij.
16)Want zij slapen niet,28) zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen.29)
17)Want zij eten brood30) der goddeloosheid,31) en drinken wijn van enkel geweld.32)
18)Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht,33) voortgaande en lichtende tot den vollen dag34) toe.
19)De weg der goddelozen is als donkerheid,35) zij weten niet,36) waarover37) zij struikelen zullen.
20)Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn redenen.
21)Laat ze niet wijken38) van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten.
22)Want zij zijn39) het leven40) dengenen, die ze vinden, en een medicijn41) voor hun gehele42) vlees.
23)Behoed uw hart43) boven44) al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen45) des levens.
24)Doe de verkeerdheid46) des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u.
25)Laat uw ogen47) rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u48) heen houden.
26)Weeg49) den gang50) uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd51) zijn.
27)Wijk niet52) ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.