1)oprechten
  Hebr. de oprechten van weg; dat is, wier weg oprecht is, dat is, die een oprecht leven voeren.
2)getuigenissen
  Door de getuigenissen des Heeren moet men hier verstaan zijn wetten, die Hij zijn volk gegeven heeft tot een getuigenis zijner gunst en zijns verbonds, hetwelk Hij met hen opgericht had.
3)geen onrecht
  Dat is, geen verkeerde, onrechtvaardige werken doen.
4)zijne
  Dat is, in de wegen, die Hij hun bevolen en voorgeschreven heeft. Zie de aantekening bij 1 Kon. 11:33.
5)dat men
  Dat een ieder zich bevlijtige zijn leven naar Uw bevelen aan te stellen.
6)mijne wegen
  Dat is, mijne gedachten, genegenheden, beraadslagingen en de uitwendige daden gericht, of vastgemaakt.
7)niet beschaamd
  Te weten, staande, of verschijnende voor Uw aanschijn, o Heere.
8)de rechten
  Dat is, de rechten, die ons de gerechtigheid, die U behaaglijk is, aanwijzen.
9)verlaat: Dat is, ontrek mij Uwe hand niet zo ver, dat ik Uwe
  geboden verwerpen zou. God laat de zijnen somswijlen struikelen, opdat zij hunne zwakheid te beter zouden leren kennen.
10)Waarmede zal
  Dat is, bij welk middel.
11)de jongeling
  Dat is, zijnen weg alzo aanstellen, dat hij recht en zuiver is. Hij spreekt uitdrukkelijk van een jongeling, [hoewel dit alle mensen aangaat] omdat de jonge lieden meest geneigd zijn zich te laten afleiden van den rechten weg, door de kwade bewegingen des vleses.
12)Als
  Of, indien hij zich houdt naar Uw woord. Hebr. houdende [dat] naar Uw woord.
13)gezegend
  Dat is, geprezen.
14)uws monds
  Dat is, die Gij met Uwen mond uitgesproken hebt.
15)de weg
  Dat is, vanwege den weg, dien mij Uwe getuigenissen of geboden aanwijzen.
16)allen rijkdom: Dat is, meer dan of ik al het goed, have, of
  rijkdom der wereld bezat.
17)uwe bevelen
  Anders: van Uwe bevelen spreken,
18)uwe paden
  Te weten, die Gij in Uwe wet uw volk hebt voorgeschreven.
19)uw woord
  Of, Uwe woorden:
20)uwen knecht
  Dat is, bij mij, die uw knecht ben.
21)mijne ogen
  Niet zozeer de vleselijke ogen als de ogen des verstands, aldus bekennende zijn aangeboren blindheid en verdorvenheid. Zie; 1 Cor. 2:14.
22)Ik ben
  Alsof hij zeide: Ik ben als een arme pelgrim en wandelaar, niet wetende noch kennende den weg, dien ik moet ingaan; daarom bid ik U, o Heere, dat Gij mij wilt leren en leiden door Uwe wetten. Zie; Ps. 39:13.
23)afdwalen
  Te weten, moedwilliglijk.
24)Wentel
  Hebr. rol af van op mij.
25)tegen
  Zich tezamen beraadslagende hoe zij mij ten verderve brengen mochten.
26)uw knecht
  Dat is, ik, die Uw knecht ben.
27)betracht
  Dat is, overlegd, bedacht, gepractiseerd. Zie boven Ps. 119:15, en Ps. 1:2, en dit is te merken op dit woord van dezen ganse Psalm door.
28)Mijne ziel
  Dat is, ik ben schier dood en in het stof der aarde begraven. Hiermede geeft de profeet te kennen een zeer zwaar en zorgelijk lijden. Zie Ps. 44:26.
29)maak mij
  Of, behoud mij in het leven naar Uw woord; dat is, naar uwe belofte.
30)Ik heb
  Ik heb U, o Heere, mijne handelingen en gelegenheden geopenbaard, en mijne zaken U ten enenmaal bevolen, biddende dat Gij die altemaal wilt richten en bestieren naar Uw heiligen en goeden wil, en tot mijne zaligheid.
31)richt mij
  Of, bevestig mij, gelijk Ps. 119:38, en Ps. 119:106.
32)den weg
  Bij den weg der valsheid mag men hier verstaan valse leringen en inzettingen, die tegen Gods wet en ordinantiën strijden; gelijk straks Ps. 119:30. bij den weg der waarheid de rechte leer en geboden, die ons getrouwelijk ter zaligheid leiden, te verstaan zijn.
33)verleen
  Dat is, doe mij de genade, dat ik mij steeds aan uwe wet houde.
34)den weg
  Deze weg is de gehoorzaamheid der geboden Gods. Zie de aantekening bij 1 Kon. 8:36.
35)als Gij
  Dat is, als Gij mij met wijsheid zult verrijkt en overvloediglijk begaafd hebben, gelijk 1 Kon. 4:29; óf, met troost gesterkt zult hebben, gelijk 2 Cor. 6:11.
36)ten einde
  Het Hebr. woord betekent eigenlijk de hiel, of de voetzool; of - eigenlijk het einde; en somtijds beloning, of vergelding. Zie Ps. 19:12.
37)gierigheid
  Onder de naam van gierigheid worden verstaan alle andere ondeugden, omdat de gierigheid is de wortel van alle kwaad.
38)Wend
  Hebr. doe voorbijgaan, of doorgaan, gelijk Ps. 119:39.
39)ijdelheid
  Als daar zijn wellusten, schoonheid, rijkdom, of eer dezer wereld. Zie Job 15:31.
40)Maak mij
  Anders: maak dat ik leef in uwe wegen.
41)door uwe
  Dat is, door de leer van uw woord.
42)die uwe
  Hebr. die tot, naar, of in uwe vreze is.
43)Wend mijne
  Of, doe mijne smaadheid voorbijgaan, of doorgaan, of passeren.
44)goed
  Dat is, rechtvaardig en billijk; daarom, wil ik zeggen, zult Gij die niet te schande laten komen, die U dienen, gelijk ik doe.
45)ik heb
  Dat is, ik ben begerig en benaarstig mij om al Uwe geboden in al mijn handel en wandel te gehoorzamen.
46)uw heil
  Te weten, waarmede Gij mij behoudt en verlust, dat ik niet onderga.
47)Opdat ik
  Dat is, opdat ik mijnen tegenpartijders doe blijken dat mijn hoop en vertrouwen op U niet ijdel of vergeefs geweest is, gelijk zij mij verweten hebben.
48)wat hebbe
  Of, een woord hebbe te antwoorden.
49)het woord
  Dat is, dat woord, hetwelk de waarheid leert, te weten, de ware leer van God en zijn godsdienst.
50)in de ruimte
  Dat is, vrij, buiten dwang of schrik; gelijk Ps. 4:2, Ps. 18:20, Ps. 118:5.
51)voor koningen
  Dat is, in de tegenwoordigheid van koningen.
52)opheffen
  Te weten, om naar Uwe geboden te grijpen, uit grote begeerte, die ik tot dezelfde heb. Of, ik zal mijne handen aan het werk slaan om uwe geboden metterdaad te doen en te gehoorzamen.
53)ik zal
  Of, ik zal van uwe inzettingen spreken.
54)des woords
  Dat is, der belofte, die Gij op uwe knecht gedaan hebt.
55)uwe oordelen
  Door welke Gij de goddelozen gestraft en uwe kinderen verlost en bewaard hebt.
56)vanouds
  Hebr. van eeuwigheid; dat is, van den beginne der wereld gepleegd.
57)Grote
  Of een brandende storm, of een stormwind; dat is, een grote beroerte des harten.
58)vanwege
  Te weten, als ik denk hoe zwaarlijk zij zondigen en hoe zware straffen zij te verwachten hebben.
59)gezangen
  Dat is, de inhoud mijner psalmen en gezangen.
60)ter plaatse
  Hebr. in het huis, of ten huize; te weten ter plaatse, waar ik hier en daar als vreemdeling en balling heb moeten dwalen.
61)Dat is
  Dat is, dat ik mijne nachtrust zelf gebroken heb om op U te denken, Ps. 119:55; dat is gesproten uit den ijver, dien ik heb tot de onderhouding uwer geboden. Zie Ps. 1:2.
62)mijn deel
  Dat is, het zal mij zo lief zijn gelijk een mens zijn erfdeel pleegt te zijn. Anders: Heere, ik heb gezegd mijn deel zal zijn Uwe woorden te bewaren.
63)ernstiglijk
  Zie de aantekening bij Job 11:19.
64)toezegging
  Dat is, belofte.
65)mijne wegen
  Dat is, mijne aanslagen en daden, al mijn doen en laten, al mijne gedachten woorden en werken, of ik mij ergens in tegen Uwe wetten mocht vergrepen hebben; en indien ja, dat ik mij straks wederom op Uw onfeilbare wegen begeven mocht.
66)hopen
  Zie de aantekening bij 1 Sam. 10:5,10.
67)Te middernacht
  Hij wil zeggen dat hij den tijd, die tot lichamelijke rust verordineerd was en dien anders lieden met slapen door brachten, wakende ter ere Gods besteedde, gelijk Ps. 16:7.
68)uw woord
  Dat is, naar uwe belofte, gelijk boven Ps. 119:25.
69)een goeden zin
  Of, goed verstand. Hebr. goedheid des verstands, of des zins.
70)geboden
  Dat is, beloften.
71)verdrukt
  Of, vernederd.
72)dwaalde
  De boze lusten van mijn vlees volgende.
73)uw woord
  Dat is, uwe geboden.
74)is vet
  Te weten, doordien zij naar het vlees zo welvaren en groten voorspoed hebben, welken zij misbruiken, en daardoor heel ongevoelig en dom zijn geworden, geen lust hebbende tot overleggen van de wet Gods; Ps. 17:10 en Ps. 73:7. Job 15:27. Zie Deut. 32:15.
75)vedrukt
  Te weten, met kruis en tegenspoed. Alzo ook boven Ps. 119:67.
76)duizenden
  Dat is, veel duizend stukken gouds en zilver; Ps. 68:31 staat stukken zilvers.
77)handen
  Menselijkerwijze van God gesproken. Zie Job 14:15.
78)zullen
  Te weten, als een exempel der genadege hulp en verlossing, die Gij dengenen doet, die op U hopen en Uwe geboden liefhebben.
79)omdat
  Dat is, omdat ik op het woord Uwer toezegging zolang, doch niet tevergeefs, gewacht heb.
80)de gerechtigheid
  De zin is: Heere, ofschoon Gij mij met zwaar kruis getuchtigd hebt, zo hebt Gij daarmede niet gehandeld tegen Uwe gerechtigheid en waarheid, maar veel meer hebt Gij daardoor Uwe gunst te mijwaarts bewezen, want zulke kastijdingen hebben mij tot beterschap des levens gediend, en derhalve zijn zij mij goed en bevordelijk geweest; 1 Cor. 10:13.
81)al mijne
  Hebr. mijne vermakingen.
82)Laat hen
  Dat is, dat zij zich bij mij voegen en dat zij het met mij houden, verlatende der bozen gezelschap.
83)uwe getuigenissen
  Dat is, Uwe wetten en woorden, door welke Gij Uwen wil betuigt en te kennen geeft.
84)kennen
  Dat is, achten, lief en waard houden.
85)Mijne ziel
  Zie 2 Sam. 13, de aantekening bij Ps. 119:39; Job 19:27; en Ps. 84:3.
86)op uw woord
  Dat is, naar de volbrenging van het woord uwer belofte, gelijk boven Ps. 119:25.
87)mij vertroosten
  Te weten, mij gevende hetgeen ik van U bid en verwacht.
88)ik ben
  De zin is: Vanwege mijn langdurig leed en tegenspoed, ben ik verdroogd en mijn vel is samengekrompen en zwart geworden gelijk leder, dat lang in de rook hangt; Spreuk. 17:22.
89)de dagen
  Te weten, de dagen mijner ellende.
90)recht
  Dat is, mijne vijanden en vervolgers straffen.
91)hebben
  Te weten, opdat ik in dezelfve zou vallen en vergaan. Alsof hij zeide: zij staan listiglijk naar mijn leven. Zie Ps. 35:7.
92)hetwelk
  Anders: die niet [doen] naar Uwe wet.
93)De zin is
  Zij zijn de waarheid, of de getrouwheid zelve. Zij houden ons op het allergetrouwste voor hetgeen waar, goed, recht en heilig is.
94)op de aarde
  Maar niet in den hemel. Zie Matth. 10:28. Luk. 10:20.
95)de getuigenis
  Dat is, de geboden, die Gij met Uwen mond uitgesproken en ons bevolen hebt.
96)Naar
  Dat is, gelijk U dat eens heeft beliefd te ordineren en te wijzen, gelijk Ps. 33:9.
97)zij [nog] heden
  Te weten, hemel en aarde.
98)zijn uwe
  Dat is, hemel en aarde en al wat er in is moet tot Uw dienst staan.
99)al lang
  Hebr. toen, of alsdan.
100)alle
  Dat is, alle geschapen dingen, hoe volmaakt ze ook wezen mogen, hebben hun einde of bepaling.
101)gebod
  Dat is, aangaande de wijsheid, die Gij ons openbaart in Uw Woord en geboden, die heeft einde noch bepaling.
102)mijne
  Dat is, de stof mijner meditatiën of overdenkingen en mijner redenen.
103)zij maakt
  Te weten, Uwe wet. Anders: Gij te weten, o God.
103)zij is
  Te weten, Uwe wet. Anders: Gij te weten, o God.
104)verstandiger
  Of, kloeker, voorzichtiger, vernuftiger.
105)betrachting
  Zie Ps. 119:97.
106)geweerd
  Of, afgehouden.
107)paden
  Hebr. pad.
108)redenen
  Hebr. rede; dat is, elkeen van Uwe redenen.
109)alle leugen
  Hebr. allen pad des leugens, of der valsheid.
110)lamp
  Of, lantaarn, kaarsen, Spreuk. 6:23.
111)voet
  Dat is, voeten.
112)de rechten
  Dat is, Uw rechtvaardige rechten.
113)rechten.
  Dat is, mijn gebed en dankzegging; gelijk Lev. 22:18; Num. 29:39; 2 Kron. 31:14; Ps. 54:8; Amos 4:5.
114)Mijne ziel
  Zie de aantekening bij Richt. 12:3; 1 Sam. 19:5, en 1 Sam. 28:21; Job 13:14.
115)gelegd
  Hebr. gegeven.
116)tot een
  Dat is, voor mijn beste en bestendigste goed.
117)om uwe
  Dat is, om te doen wat Uwe inzettingen bevelen.
118)ten einde
  Zie de aantekening bij Ps. 119:33.
119)de kwade
  Of, de dubbelhartige gepeinzen, of [de ijdele] gedachten, of de door elkander lopende gedachten; dat is, de manier van doen dergenen, die met alle winden waaien en die twee pezen op hun boog zoeken te hebben. Het Hebr. woord betekent eigenlijk, ranken of takken, die met menigte in een boom door elkander lopen. Zie aantekening bij 1 Kon. 18:21.
120)Gij zijt
  Dat is, Gij o Heere, zijt het, onder wiens vleugelen ik schuil ten tijde van gevaar en vervolging.
121)mijn schild
  Dat is, die mij beschut en beschermt.
122)naar uwe
  Of, door; in het Hebr. is Caf of Beth; de eerste betekent naar, de andere door.
123)vermaken
  Of, dan zal ik steeds uwe inzettingen aanschouwen.
124)leugen
  Dat is, bedriegelijk. Want zij verkrijgen niet door hun bedrog hetgeen zij hoopten.
125)Gij doet
  Gij doet weg. Hebr. Gij doet ophouden, of rusten.
126)schuim
  Te weten, dat men wegwerpt als nergens toe deugende. Het is een manier van spreken, genomen bij gelijkenis van degenen, die metalen raffineren of zuiveren. Zie Jes. 1:25; Ezech. 22:18,19,20,21,22; Mal. 3:3; Spreuk. 25:4,5. Anders: het schuim, [namelijk] al de goddelozen der aarde hebt Gij teniet gemaakt.
127)[Het haar]
  Dit is hierbij gevoegd uit Joz. 4:15. Anders: mijn vlees schudt, beeft, siddert.
128)van verschrikking
  Hebr. van uwe verschrikking; te weten, als ik gedenk de grote gestrengheid, die Gij over de goddelozen oefent.
129)Wees borg
  Te weten, dat hem geen kwaad wedervaren zal, en handhaaf en bescherm hem tegen al zijne vijanden. Of, wees uwen knecht zoet, of lieflijk.
130)naar de
  Of, naar uw rechtvaardige toezegging; te weten, die Gij rechtvaardiglijk en trouwelijk wilt houden.
131)voor den
  Of, dat de Heere werke; dat is, dat Hij zijne macht betone en doe blijken, of dat Hij doe hetgeen Hij mij belooft heeft.
132)zij hebben
  Te weten, mijn stoute wederpartijders, van welke Ps. 119:121, Ps. 119:122 gesproken is.
133)verbroken
  Dat is, zij werpen ze en houden ze van gene waarde.
134)heb ik
  Alsof hij zeide: ik laat niet uwe geboden lief te hebben, al worden zij van de bozen vernietigd; maar ik heb ze des te liever en waarder.
135)al [uwe]
  Te weten, die Gij gemaakt hebt, van welke zaken die ook zijn, zonder onderscheid of uitneming. Anders: daarom heb ik de bevelen van alles, of in alles verbeterd. Anders: ik heb al de bevelen van allen [te weten, van alle mensen] verbeterd; te weten, naar het richtsnoer van uwe wet.
136)alle valse
  Of, allen weg der leugenen.
137)zijn wonderbaar
  Hebr. zijne wonderen.
138)opening
  Of, ingang; dat is, wanneer men maar de eerste beginselen van uwe wet gesmaakt heeft, zo haast als men ze komt te lezen of te onderzoeken, zo krijgt men terstond grote kennis door de kracht en werking van den Heiligen Geest.
139)Ik heb
  De zin is: Ik heb uwe leer met zulke begeerte aangenomen als den besten drank, dien men mij zou mogen geven om nij te laven in een zeer groten dorst. Of, het is ene gelijkenis, genomen van een mens, die zich zeer haast om ergens, waar hij zeer groot verlangen naar heeft, te komen en zijnen mond opendoet om in het lopen zijnen adem beter te halen.
140)verlangd
  Of, gehaakt. Of, ik heb gesnakt naar. Zie Ps. 56:2.
141)naar het recht
  Of, naar het gebruik. Dat is, gelijk Gij gewoon zijt te doen. Of, gelijk het recht en betamelijk is. Zie aantekening bij Gen. 40:13.
142)Maak mijne
  Dat is, geef dat ik zonder struikelen mag wandelen in uwe wegen en doen naar uw woord.
143)overlast
  Of, onderdrukking.
144)Doe uw
  Dat is, aanzie mij met een schoon en klaar, of blij gelaat, toon mij een teken uwer goedertierenheid. Zie de aantekening bij Num. 6:25.
145)Waterbeken
  Dat is, overvloedige tranen.
146)zij uwe
  Te weten, de goddelozen, gelijk in Ps. 119:158.
147)Anders
  uw rechtvaardige getuigenissen.
148)hogelijk
  Hebr. zeer.
149)heeft mij
  Of, heeft mij onderdrukt. Zie Ps. 69:10.
150)zeer
  Te weten, gelijk het goud en zilver door het vuur gezuiverd en gelouterd wordt.
151)uwe wet
  Dat is, uwe wet is enkel waarheid, ja zo waarachtig als de waarheid zelve. Zie een gelijke spreuk Joh. 17:17.
152)hebben mij
  Hebr. hebben mij gevonden; gelijk Ps. 116:3.
153)Ik ben
  Hebr. Ik heb de schemering [te weten de schemering des dageraads] voorgekomen. Zie aantekening bij 2 Kon. 7:5.
154)ogen
  Dat is, ik ben eer wakker geweest dan de verscheidene nachtwaken, of de morgenwaken aankomen. Verg. Ps. 63:7.
155)recht
  Hetwelk vereist dat Gij een onschuldige voorstaat tegen zijn boze verdrukkers. Anders, naar uwe wijze; alzo onder Ps. 119:156.
156)kwade
  Dat is, die de lastering met vlijt zoeken en najagen.
157)genaken
  Dat is, zij zijn mij op de hielen, zo men gemeenlijk zegt, te weten om mij te beschadigen.
158)nabij
  Te weten, met uwe hulp, allen die op U vertrouwen.
159)Gij ze
  Dat is, dat zij zo vast en bestendig zijn, dat niemand ze zal omstoten of teniet kunnen doen. Christus zegt: Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijne woorden zullen blijven staan.
160)Twist
  Zie Ps. 35, en de aantekening bij Ps. 119:1.
161)is verre
  Of, zij.
162)vele
  Of, groot.
163)naar uwe
  Verg. boven, Ps. 119:149.
164)degenen
  Dat is, die van U zijn afgevallen, en bij wie trouw noch geloof te vinden is.
165)Het begin
  Dat is, het is uit de waarheid voortgekomen en zal voorts in eeuwigheid de waarheid blijven. Hebr. het hoofd, of, hoofdstuk.
166)mijn hart
  De zin is: Ik heb de mensen niet gevreesd, maar heb alleen gevreesd iets te doen tegen uw woord. Zie Matth. 10:28.
167)zevenmaal
  Dat is, dikwijls, gelijk Lev. 26:18; 1 Sam. 2:5; Spreuk. 24:16, en Spreuk. 26:25.
168)zij hebben
  Zie 1 Joh. 2:10.
169)al mijne
  Dat is, al mijn gedachten, woorden en werken zijn U bekend, daarom wandel ik oprechtelijk voor U, als wiens ogen het al zien.
170)red mij
  Te weten, uit mijn lijden en verdriet.
171)overvloediglijk
  Of, uithobbelen, uitgieten; dat is, overvloediglijk uitspreken, gelijk ene fontein water uitgeeft. Zie Ps. 19:3.
172)van uwe rede
  Dat is, van uwe geboden, gelijk er straks volgt.
173)mij te hulp
  Of, komen om mij te helpen.
174)naar uw heil
  Dat is, naar uw verlossing.
175)uwe wet
  Gelijk boven Ps. 119:77.
176)mijne ziel
  Dat is, mij. Verg. Richt. 16:30.
177)laat uwe
  Hij wil zeggen: Laat mij dat bevorderlijk zijn, dat ik uwe geboden gehouden heb, achtervolgens uwe belofte.
178)heb gedwaald
  Alsof hij zeide: Ik heb een tijdlang niet geweten waarheen ik mij zou keren of wenden, te weten, toen mij mijne vijanden, en inzonderheid Saul met de zijnen, zo zwaarlijk vervolgden.
179)als een
  Of, als een schaap, dat verloren gaat. Hebr. een schaap der verderving. Zie Deut. 26:5.
180)zoek
  Te weten, gelijk een herder het dwalende schaap zoekt; breng mij in den rechten schaapsstal en geef mij rust, opdat ik U in vrede en in stilheid dienen moge.
181)uwe knecht
  Dat is mij die uw knecht ben.