|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
|
1) | Desgelijks in de zevende maand,1) op den eersten der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn.2) |
2) | Dan zult gij een brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE bereiden: een jongen var,3) een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;4) |
3) | En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd; drie tienden tot den var,5) twee tienden tot den ram. |
4) | En een tiende tot een lam,6) tot die zeven lammeren toe; |
5) | En een geitenbok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen; |
6) | Behalve het brandoffer der maand,7) en zijn spijsoffer, en het gedurig brandoffer,8) en zijn spijsoffer, met hun drankofferen, naar hun wijze,9) ten liefelijken reuk, ten vuuroffer den HEERE. |
7) | En op den tienden dezer zevende maand10) zult gij een heilige samenroeping hebben, en gij zult uw zielen verootmoedigen;11) geen werk zult gij doen; |
8) | Maar gij zult brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE offeren: een jongen var, een ram, zeven eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn. |
9) | En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot den var, twee tienden tot den enen ram; |
10) | Tot elk een tiende tot een lam,12) tot die zeven lammeren toe; |
11) | Een geitenbok ten zondoffer, behalve het zondoffer der verzoeningen,13) en het gedurig brandoffer; en zijn spijsoffer, met hun drankofferen. |
12) | Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand, zult gij een heilige samenroeping hebben;14) geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij den HEERE een feest vieren. |
13) | En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE: dertien jonge varren,15) twee rammen, veertien eenjarige lammeren; zij zullen volkomen zijn; |
14) | En hun spijsoffer van meelbloem, met olie gemengd: drie tienden tot een var,16) tot die dertien varren toe; twee tienden tot een ram, onder die twee rammen; |
15) | En tot elke een tiende tot een lam, tot die veertien lammeren toe; |
16) | En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankoffer. |
17) | Daarna op den tweeden dag:17) twaalf jonge varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
18) | En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze;18) |
19) | En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, met hun drankofferen. |
20) | En op den derden dag: elf varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren;19) |
21) | En hun spijsofferen, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; |
22) | En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, en zijn drankoffer. |
23) | Verder op den vierden dag: tien varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
24) | Hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; |
25) | En een geitenbok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankoffer. |
26) | En op den vijfden dag: negen varren, twee rammen, en veertien volkomen eenjarige lammeren; |
27) | En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; |
28) | En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, en zijn drankoffer. |
29) | Daarna op den zesden dag: acht varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
30) | En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; |
31) | En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankofferen. |
32) | En op den zevenden dag: zeven varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren; |
33) | En hun spijsoffer, en hun drankofferen tot de varren, tot de rammen, en tot de lammeren, in hun getal, naar hun wijze; |
34) | En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, zijn spijsoffer, en zijn drankoffer. |
35) | Op den achtsten dag zult gij een verbodsdag hebben;20) geen dienstwerk zult gij doen. |
36) | En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, ten liefelijken reuk den HEERE; een var, een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren; |
37) | Hun spijsoffer, en hun drankofferen tot den var, tot den ram, en tot de lammeren, in hun getal, naar de wijze; |
38) | En een bok ten zondoffer; behalve het gedurig brandoffer, en zijn spijsoffer, en zijn drankoffer. |
39) | Deze dingen zult gij den HEERE doen op uw gezette hoogtijden; behalve uw geloften,21) en uw vrijwillige offeren, met uw brandofferen, en met uw spijsofferen, en met uw drankofferen, en met uw dankofferen. |
40) | En Mozes sprak tot de kinderen Israels naar al wat de HEERE Mozes geboden had. |