|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
|
1) | Het geschiedde nu na die plaag,1) dat de HEERE sprak tot Mozes, en tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zeggende: |
2) | Neem de som2) van de gehele vergadering der kinderen Israels op, van twintig jaren oud en daarboven,3) naar het huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israel uittrekt.4) |
3) | Mozes dan en Eleazar, de priester, spraken hen aan, in de vlakke velden van Moab,5) aan de Jordaan van Jericho,6) zeggende: |
4) | Dat men opneme7) van twintig jaren oud en daarboven; gelijk als de HEERE Mozes geboden had, en den kinderen Israels, die uit Egypteland uitgetogen waren.8) |
5) | Ruben was de eerstgeborene van Israel. De zonen van Ruben waren: Hanoch, van welken was9) het geslacht der Hanochieten; van Pallu het geslacht der Palluieten; |
6) | Van Hezron het geslacht der Hezronieten;10) van Karmi het geslacht der Karmieten. |
7) | Dit zijn de geslachten der Rubenieten; en hun getelden waren drie en veertig duizend zevenhonderd en dertig. |
8) | En de zonen van Pallu waren Eliab.11) |
9) | En de zonen van Eliab waren Nemuel, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering,12) die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach,13) als zij gekijf tegen den HEERE maakten. |
10) | En de aarde haar mond opendeed,14) en verslond hen met Korach,15) als die vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot een teken.16) |
11) | Maar de kinderen van Korach stierven niet.17) |
12) | De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel,18) het geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten; |
13) | Van Zerah19) het geslacht der Zerahieten; van Saul het geslacht der Saulieten. |
14) | Dat zijn de geslachten der Simeonieten: twee en twintig duizend en tweehonderd.20) |
15) | De zonen van Gad, naar hun geslachten: van Zefon21) het geslacht der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten. |
16) | Van Ozni22) het geslacht der Oznieten; van Heri het geslacht der Herieten; |
17) | Van Arod23) het geslacht der Arodieten; van Areli het geslacht der Arelieten. |
18) | Dat zijn de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden: veertig duizend en vijfhonderd. |
19) | De zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het land Kanaan.24) |
20) | Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez25) het geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten. |
21) | En de zonen van Perez waren: van Hezron het geslacht der Hezronieten; van Hamul het geslacht der Hamulieten. |
22) | Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden: zes en zeventig duizend en vijfhonderd. |
23) | De zonen van Issaschar, naar hun geslachten, waren: van Tola26) het geslacht der Tolaieten; van Puva het geslacht der Punieten; |
24) | Van Jasub27) het geslacht der Jasubieten; van Simron het geslacht der Simronieten. |
25) | Dat zijn de geslachten van Issaschar, naar hun getelden: vier en zestig duizend en driehonderd. |
26) | De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der Elonieten; van Jahleel het geslacht der Jahleelieten. |
27) | Dat zijn de geslachten der Zebulonieten, naar hun getelden: zestig duizend en vijfhonderd. |
28) | De zonen van Jozef, naar hun geslachten, waren Manasse en Efraim. |
29) | De zonen van Manasse waren: van Machir het geslacht der Machirieten; Machir nu gewon Gilead; van Gilead was het geslacht der Gileadieten. |
30) | Dit zijn de zonen van28) Gilead: van Jezer29) het geslacht der Jezerieten; van Helek het geslacht der Helekieten. |
31) | En van Asriel het geslacht der Asrielieten; en van Sechem het geslacht der Sechemieten; |
32) | En van Semida het geslacht der Semidaieten; en van Hefer het geslacht der Heferieten. |
33) | Doch Zelafead,30) de zoon van Hefer, had geen zonen, maar dochters; en de namen der dochteren van Zelafead waren: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza. |
34) | Dat zijn de geslachten van Manasse: en hun getelden waren twee en vijftig duizend en zevenhonderd. |
35) | Dit zijn de zonen van Efraim, naar hun geslachten: van Sutelah het geslacht der Sutelahieten; van Becher het geslacht der Becherieten; van Tahan het geslacht der Tahanieten. |
36) | En dit zijn de zonen van Sutelah; van Eran het geslacht der Eranieten. |
37) | Dat zijn de geslachten der zonen van Efraim, naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun geslachten. |
38) | De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram31) het geslacht der Ahiramieten; |
39) | Van Sefufam het geslacht der Sufamieten; van Hufam het geslacht der Hufamieten. |
40) | En de zonen van Bela waren Ard en Naaman; van Ard het geslacht der Ardieten; van Naaman het geslacht der Naamieten. |
41) | Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en zeshonderd. |
42) | Dit zijn de zonen van Dan, naar hun geslachten: van Suham32) het geslacht der Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, naar hun geslachten. |
43) | Al de geslachten der Suhamieten, naar hun getelden, waren vier en zestig duizend en vierhonderd. |
44) | De zonen van Aser, naar hun geslachten, waren: van Imna het geslacht der Imnaieten; van Isvi het geslacht der Isvieten; van Beria het geslacht der Beriieten. |
45) | Van de zonen van Beria waren: van Heber33) het geslacht der Heberieten; van Malchiel het geslacht der Malchielieten. |
46) | En de naam der dochter van Aser was Serah. |
47) | Dat zijn de geslachten der zonen van Aser, naar hun getelden: drie en vijftig duizend en vierhonderd. |
48) | De zonen van Nafthali, naar hun geslachten: van Jahzeel34) het geslacht der Jahzeelieten; van Guni het geslacht der Gunieten; |
49) | Van Jezer het geslacht der Jezerieten; van Sillem35) het geslacht der Sillemieten. |
50) | Dat zijn de geslachten van Nafthali, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en vierhonderd. |
51) | Dat zijn de getelden van de zonen Israels:36) zeshonderd een duizend zevenhonderd en dertig. |
52) | En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
53) | Aan dezen zal het land37) uitgedeeld worden ter erfenis, naar het getal der namen.38) |
54) | Aan degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken,39) en aan hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; aan een iegelijk zal, naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden. |
55) | Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden;40) naar de namen der stammen hunner vaderen zullen zij erven.41) |
56) | Naar het lot zal42) elks erfenis gedeeld worden43) tussen de velen en de weinigen. |
57) | Dit zijn nu de getelden van Levi, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der Gersonieten; van Kohath het geslacht der Kohathieten; van Merari het geslacht der Merarieten. |
58) | Dit zijn de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten,44) het geslacht der Hebronieten,45) het geslacht der Machlieten,46) het geslacht der Muzieten, het geslacht der Korachieten.47) En Kohath gewon Amram. |
59) | En de naam der huisvrouw van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de huisvrouw van Levi48) baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, Aaron, en Mozes, en Mirjam, hun zuster. |
60) | En aan Aaron werden geboren Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar. |
61) | Nadab nu en Abihu waren gestorven, toen zij vreemd vuur brachten voor het aangezicht des HEEREN. |
62) | En hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven;49) want dezen werden niet geteld onder de kinderen Israels,50) omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israels. |
63) | Dat zijn de getelden51) van Mozes en Eleazar, den priester, die de kinderen Israels telden in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho. |
64) | En onder dezen was niemand uit de getelden van Mozes en Aaron, den priester, als zij de kinderen Israels52) telden in de woestijn van Sinai. |
65) | Want de HEERE had van die gezegd, dat zij in de woestijn gewisselijk zouden sterven;53) en er was niemand van hen overgebleven, dan Kaleb,54) de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. |