1)gebed van
  Men houdt het daarvoor, dat Mozes dit gebed gesproken heeft als het volk van Israël in de woestijn gezondigd had. Zie Num. 14:
2)den man Gods.
  Zie Deut. 33:1, en Richt. 13:6.
3)toevlucht
  Te weten, in al onze ellende. Zie Exod. 33:14; Deut. 8:15, en Deut. 33:27. Hebr. ene woning, vertrek.
4)van geslacht tot
  Hebr. in geslacht en geslacht; dat is, bij alle geslachten, of tot alle tijden.
5)Eer de bergen
  Dat is, eer de bergen als uit den afgrond getogen waren. Zie gelijke wijze van spreken Gen. 2:4; Job 15:7, en Job 38:28,29; Jes. 51:2.
6)wederkeren
  Dat is, tot zulk een staat, dat hij vergruisd en als gewreven wordt zo klein als stof, zie Gen. 3:19.
7)Keert weder,
  Te weten, het lichaam ter aarde, Ps. 146:4; en de geest tot God, Pred. 12:7.
8)Want duizend
  Hij wil zeggen: Ofschoon iemand duizend jaar leefde, zo moet hij toch sterven, en Gij neemt hem het leven zo licht alsof hij maar een dag of een week geleefd had, 2 Petr. 3:8. Anders, maar duizend jaren, enz, ziende op Ps. 90:2. om uit te drukken het onderscheid dat er is tussen den sterfelijken mens en den eeuwigdurenden God.
9)[als]
  Hebr. [als] de wacht in den nacht; dat is, een vierde part van een nacht, want de nacht placht in vier waken gedeeld te worden. Zie Mark. 13:35, en Joh. 11:9.
10)Gij overstroomt
  Alsof hij zeide: Zo haastiglijk als een watervloed wegrukt en afspoelt al wat hij ontmoet.
11)in den morgenstond
  Hij wil zeggen: De mensen zijn nauwelijks geboren, of zij vergaan terstond, verstaande door den morgenstond de jeugd of kinderjaren.
12)het verandert,
  Dat is, het wordt vernieuwd in schoonheid. Verg. Job 14:7; Jes. 40:31. Sommigen nemen het van de haastige verandering tot verderf.
13)door uwen
  Die vanwege onze zonden over ons ontstoken is.
14)heimelijk
  Die voor de ogen der mensen verborgen zijn, en die wij dikwijls zelf niet weten of achten. Zie Ps. 19:13, en Job 20:11.
15)in het
  Te weten, hebt Gij hen gesteld, dat zij klaarlijk voor uw aangezicht blijken. Zie Ps. 51:11; 1 Cor. 4:5, en Hebr. 4:13.
16)gaan heen
  Anders, wenden zich.
17)als ene
  Dat is, zeer snellijk. Anders, als een woord, hetwelk een geluid is, dat niet duurt, maar het verdwijnt haastelijk in de lucht.
18)zeventig jaren,
  Te weten, gemeenlijk, ofschoon sommige mensen langer leven.
19)zeer sterk
  Hebr. in sterkten; te weten, wanneer iemand zeer sterk van natuur is.
20)het uitnemendste
  Anders, de hoogmoed of stoutheid van dien; dat is, hetgeen waar men stout en moedig op is, te weten de sterkte des levens.
21)is moeite
  Dat is, als men in het best van zijn leven is, eer nog de oude dagen komen, zo is men al veel moeite en verdriet in deze wereld onderworpen.
22)Wie kent
  Te weten, alzo dat hij zorgdrage, hoe hij uwen toorn ontslagen mocht worden. Of, die zich wachte U met zijne zonden te vertoornen.
23)naardat
  Hebr. naar uwe vrezen. Dat is, naar dat Gij te vrezen, of vreeslijk zijt.
24)alzo onze
  Anders, recht tellen. Alzo wordt het Hebr. woord genomen Num. 27:7, en 2 Kon. 7:9.
25)dat wij
  Dat is, dat wij, recht verstaande uwe gramschap tegen de zonde, U leren vrezen en den korten tijd onzes levens besteden tot uw dienst; Job 28:28.
26)wijs hart
  Hebr. een hart der wijsheid aanbrengen, of toebrengen.
27)tot hoelang?
  Te weten, vertoeft Gij; of zal het duren, dat Gij U van ons wendt. Of, eer Gij ons verlost. Zie Ps. 6:4.
28)het betrouwe U
  Anders, heb berouw. Zie Gen. 6:6. Versta hierbij, dat Gij ons zo zwaarlijk geslagen hebt.
29)over uwe
  Dat is, over ons, die uwe knechten of uw volk zijn.
30)in den morgenstond
  Alsof hij zeide: Bewijs ons vroeg uwe goedertierenheid, na den duisteren nacht der verdrukking.
31)in al onze
  Dat is, al de dagen onzes levens.
32)naar de dagen,
  De zin is: Gelijk Gij ons langen tijd hebnt bedroefd met zware plagen, verheug ons weder alzo in de toekomende tijden met uw genadige hulp.
33)gezien hebben.
  Dat is, gevoeld en geleden hebben, gelijk Ps. 16:10, en Ps. 89:49. Zie ook Ps. 4:7.
34)uw werk
  Dat is, de volkomen verlossing uit al onze ellenden.
35)gezien worden
  Of, verschijnen.
36)uwe heerlijkheid
  Dat is, de verlossing door welke uwe heerlijkheid openbaar gemaakt worde; te weten uwe macht, goedertierenheid en wijsheid.
37)over hunne
  Dat is, over hunne nakomelingen, achtervolgens het verbond met hunne vaders opgericht.
38)de lieflijkheid
  Of, dat ook de HEERE onze God een lust aan ons hebbe.
39)bevestig
  Dat is, regeer al ons voornemen en doen alzo, dat het van nu voortaan altoos door uwe genade vast en bestendig blijve; want zonder God vermogen wij niets; Joh. 15:5; Jak. 1:17.