Het vorstenhuis Nassau      door J. H. Gouka
Index

Hoofdstuk 1
Het leenstelsel
Hoofdstuk 2
De linie nassau-breda
Hoofdstuk 3
Willem van Oranje (1533-1584)
Hoofdstuk 4
Maurits (1567-1625
Hoofdstuk 5
Het stadschouderschap van Willem II
Hoofdstuk 6
De andere takken van het huis van Nassau
Hoofdstuk 7
Het derde huis van Oranje-Nassau
Hoofdstuk 8
De Walramse linie van het huis nassau
Hoofdstuk 9
De tak Nassau-Idstein en de tak Nassau-Weilburg na 1627
Hoofdstuk 10
Stadhouden Willem IV
Hoofdstuk 11
De oranje-nassau's in ballingschap
Hoofdstuk 12
De koningen der Nederlanden en de Hertogen van Nassau
Hoofdstuk 13
Koningin Wilhelmina
Hoofdstuk 14
Bernhard zur Lippe Biesterfeldt
Hoofdstuk 15
Naspel

(C) 2006 prive-uitgave J.H. Gouka
Niets uit deze webpagina's mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this site may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without permission from the publisher.

Hit Counters

Hoofdstuk 6

DE ANDERE TAKKEN VAN HET HUIS NASSAU.

Even terug naar Hendrik Casimir II Vorst van Nassau-Dietz. Hij werd geboren op 16 januari 1657 in Den Haag en door de Staten van Friesland benoemd tot stadhouder van Friesland bij het overlijden van zijn vader in oktober 1664. Omdat hij toen pas 7 jaar was, werd zijn moeder Albertine Agnes, geboren prinses van Oranje-Nassau, regentes voor hem in Friesland en Groningen, later in 1674 werd hij ook stadhouder van Drente. Tot 1677 duurde het regentschap van zijn moeder. Tevoren, in 1675, had men het stadhouderschap erfelijk verklaard.

Net als zijn haagse neef Willem II indertijd, kreeg hij al vroeg "functies" in het Staatse leger. Al op negen-jarige leeftijd werd hij benoemd tot kolonel der infanterie, waarvoor hij echter pas 1672 de eed aflegde en dus effectief in het staatse leger werd opgenomen. In de slag bij Seneffe in 1674 raakte hij licht gewond. In 1689 werd hij benoemd tot "derde veldmaarschalk". Hij streed onder zijn neef Willem III in 1690 tegen de fransen bij Fleurus en in de slag bij Steenkerken in 1692. Hij was geen goed militair en na een conflict met Willem III verliet hij de Staatse dienst. In 1695 werd hij "Landscommandeur der Duitse Orde". Er is een portret van hem in een waarlijk koninklijke uitrusting en pose, maar meestal wordt hij de meest onbenullige der friese stadhouders genoemd. Als hij al wordt genoemd. Vooral de vereerders van het Huis Oranje-Nassau lijken hem een beetje te verdonkeremanen.

Hij trouwde met ziin dessause nicht en er kwamen niet minder dan negen kinderen. Twee zonen, waarvan Willem George Friso, de oudste, maar 2 dagen leefde en zeven dochters. De tweede zoon was de reeds genoemde Johan Willem Friso, de erfgenaam van de Stadhouder-Koning.

De friese stadhouders waren nooit zo rijk als hun haagse familie, maar hadden soms door het opvijzelen van hun status grote uitgaven. Dat gold in erge mate voor Hendrik Casimir II die als moeder en schoonmoeder een prinses van Oranje had en een heerszuchtige vrouw die geen verstand had van geld, maar het wel kon verspillen. Bovendien had ze niet minder dan zeven dochters, waarvan er maar twee trouwden. Henriëtte Amalia was met groot genoegen regentes voor haar zoon en zag met veel ongenoegen zijn huwelijk tegemoet, die haar status van eerste dame in Friesland ongedaan zou maken. Geholpen door haar vele dochters die maar om haar heen bleven, maakte ze het leven van haar schoondochter moeilijk. In 1711 vertrok ze naar Oraniënstein bij Dietz, waar ze in 1726 nog geen 60 jaar oud, overleed.

Eerst even over die dochters. De oudste was Henriëtte Albertina, geboren in 1686. Ze is nooit getrouwd, woonde tot na de dood van haar broer met haar moeder en zusters in Leeuwarden en daarna, eveneens met haar moeder en haar zusters, in Dietz in Oraniënstein, tot haar overlijden op 67-jarige leeftijd.

Haar zuster Maria Amalia was 2 en een half jaar jonger, ook zij is nooit getrouwd, maar werd op 2 dagen na 82 jaar, in die tijd een formidabele leeftijd. Ze overleed in Den Haag, maar werd begraven in Dietz.

De derde zuster van Johan Willem Friso was Sophia Hedwig. Ze was in 1690 geboren en trouwde op 28-jarige leeftijd met hertog Karel Leopold van Mecklenburg-Schwerin. Hij had toen als kolonel een commando in het Staatse leger. Het huwelijk duurde slechts 2 jaar toen werd het in Mecklenburg ontbonden, nadat de prinses al eerder naar Leeuwarden was teruggekeerd. Vijf dagen (!!) nadat het hof te Doberan in Mecklenburg zijn huwelijk voor ontbonden had verklaard hertrouwde de hertog al. Zijn tweede huwelijk duurde nog korter, namelijk tot oktober 1711, waarna hij in 1716 voor de derde maal trouwde met grootvorstin Catherina Iwanova, een dochter van tsaar Iwan, de broer van Peter de Grote.

Het zesde kind en de vierde dochter van Hendrik Casimir II was Isabella Charlotte. Ook zij had maar een kort huwelijk, maar dat werd niet officieel ontbonden. Isabella werd geboren in Leeuwarden in 1692 en trouwde in 1725, zij was toen al 33 jaar, in Oraniënstein met haar achterneef Christiaan, jongere broer van de vorst van Nassau-Dillenburg. Ze keerde al spoedig naar Oraniënstein en haar moeder en zusters terug. Het huwelijk bleef kinderloos. Christiaans oudere broer Willem had in zijn huwelijk met Dorothea van Holstein twee kinderen, een zoon Hendrik die in 1700 geboren, op 18-jarige leeftijd overleed aan de pokken en een 3 jaar jongere dochter Elisabeth die twee jaar na haar broer op 19-jarige leeftijd overleed. Beiden zijn in Dillenburg bijgezet in de stadskerk van Dillenburg. Na de dood in 1724 van vorst Willem volgde zijn broer Christiaan hem op. Hij stierf in 1727 als laatste vorst van Nassau-Dillenburg. Isabella leefde nog tot 1757.

In december 1693 werd Johanna Agnes in Leeuwarden geboren. Zij was het zevende kind en de vijfde dochter van Hendrik Casimir II. Ook zij bleef ongehuwd, bij haar moeder en zusters in Leeuwarden en Oraniënstein en zij werd 71 jaar en begraven in Dietz. De zesde dochter was Louise Leopoldina, geboren in Januari 1695 ongehuwd, gestorven in Oraninstein en begraven in Dietz. Zij bereikte de leeftijd van 63 jaar. Tenslotte, slechts een half jaar voor haar vaders dood, werd in juni 1696 Henriëtte Casimira geboren en - het verhaal wordt eentonig - ook zij trouwde niet en stierf in 1738 in Oraniënstein en werd evenals haar zusters begraven in Dietz.

Met de zusters van Johan Willem Friso eindigt in feite het Huis Nassau-Dietz, omdat sedert de dood van Willem III de Koning-stadhouder, hun broer zich als stamvader van het derde Huis Oranje-Nassau beschouwde.

In verband met het huwelijk van Johans zuster Isabella hebben we het al even over de tak Nassau-Dillenburg gehad. Er waren er aan het begin van de 18-de eeuw nog meer. "Nassause takken". Een aantal stamden af van Jan den Ouden, de jongere broer van Willem van Oranje.

Jan den Ouden wordt beschouwd als de stamvader van de beide takken Nassau-Siegen. Hij trouwde twee maal en had in zijn eerste huwelijk 17 kinderen, in zijn tweede nog 7. Van zijn zonen trouwden er een aantal en van hen hebben we het al gehad over de tak Nassau-Dietz, met als stamvader graaf Ernst-Casimir en eindigend met het "overgaan in de derde dynastie Oranje-Nassau".

Dan was er Jan den Oudens zoon Johan VII (of de middelste) Zijn zoon Hendrik was de stamvader van de protestantse tak Nassau-Siegen, zijn zoon Jan VIII (of de jongste) was de stamvader van de Katholieke tak Nassau-Siegen.

Er waren ook twee takken Nassau-Hadamar (De 2-de nadat jaren tevoren de eerste tak al was uitgestorven) en er was tenslotte een (ook al in de 16-de eeuw uitgstorven) tak Nassau-Beilstein. Allemaal van de Ottoonse Linie van het Huis Nassau.

Nassau-Siegen.

Jan VI( of de oude) was graaf van Nasau, Katzenellenbogen, Dietz, Dillenburg, Siegen en Hadamar. Hij was later ook nog graaf van Beilstein. Zijn oudste zoon was Willem Lodewijk, stadhouder van Friesland (1584), Groningen (1585) en Drente (1593). Hij werd geboren in Siegen in 1560 uit het eerste huwelijk van zijn vader en is gestorven in 1620. Hij was in november 1587 getrouwd met zijn nicht Anna die reeds in juni van het jaar daarna in de kraam stierf na de geboorte van een dood kind.

Willem Lodewijks ruim een jaar jongere broer Jan VII was de stamvader van de tak Nassau-Siegen. Hij was graaf van Siegen en Freudenberg. Hij diende in het leger van de keurvorst van de Paltz en ook in het staatse leger waar hij aanwezig was bij de belegeringen van Steenwijk, Coevorden en Groenlo. In het Zweedse leger had hij de rang van veldmaarschalk in de oorlog tegen Polen. Hij trouwde tweemaal, eerst met Magdalena van Waldeck, de weduwe van Philips, graaf van Hanau en na haar overlijden met prinses Margaretha van Holstein.

Uit het eerste huwelijk van Jan VII werden 12 kinderen geboren waaronder een zoon, Jan VIII ((1583-1638) die de stamvader was van de Rooms-Katholieke tak Nassau-Siegen.

Uit het tweede huwelijk nog 13. De Protestantse Tak Nassau-Siegen zette zich voort in Hendrik, het 18-de kind van Jan VII.

De Rooms-Katholieke tak Nassau-Siegen, zette zich voort in Johan Frans Desideratus (1627-1699) die werd verheven tot vorst van Siegen. Hij was drie maal getrouwd en had bij elkaar 18 kinderen, waaronder zijn opvolger als vorst van Siegen, zijn uit het tweede huwelijk met Maria Eleonora van Baden geboren zoon Willem Hyacinth (1668-1743). Willem Hyacint was de laatste vorst van Nassau-Siegen uit de Katholieke tak. Hij trouwde drie maal en had uit zijn eerste huwelijk 3, en uit zijn tweede huwelijk een kind. Een zoon Josef Hywcint die maar een week leefde. Dan was er een zoon Frans Josef geboren in 1689. Zijn vader "gaf" hem na de dood van Stadhouder-Koning Willem III in 1702, de naam "graaf van Chalon". In november 1703 werd hij, 14 jaar oud, bij een jachtpartij doodgeschoten. In 1743 stierf de Katholieke tak Nassau-Siegen uit.

De stamvader van de Protestantse tak Nassau-Siegen was Hendrik ((1611-1652). Hij was graaf van Nassau-Siegen, studeerde in Leiden en was kolonel in het Staatse leger. Ook werd hij als diplomaat naar Parijs, Warschau en Wenen gezonden en was sedert 1645 gouverneur van Hulst. Hij huwde Maria-Magdalena, geboren gravin van Limburg-Stirum. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren, twee zonen en twee dochters. De jongste, Frederik Hendrik, was ritmeester in het Staatse leger en sneuvelde, 25 jaar oud, in 1676 bij Roermond. De oudste zoon, Willem Maurits, werd opgenomen in de vorstenstand in 1664. Hij was geboren in 1649 in Hulst waar zijn vader gouverneur was. Ook hij diende in het Staatse leger, als officier en commandeerde Zwitsers, was zowel bij de infanterie als bij de cavallerie. Hij trouwde met Ernestine van Nassau-Dillenburg. Hij stierf op net 42-jarige leeftijd in 1691. Zijn weduwe hertrouwde en leefde nog tot 1727.

Willem Maurits had 2 zonen waarvan de jongste maar 12 jaar werd. De oudste zoon was Frederik Willem I, geboren in 1680. Op 4(!!) jarige leeftijd werd hij al kapitein in het Staatse leger. Hij was 2 x getrouwd en had uit zijn eerste huwelijk 5, uit het tweede 8 kinderen. Een zoon uit het eerste, drie zonen uit het tweede huwelijk. De drie zonen uit het 2-de huwelijk stierven allen jong. De oudste zoon van Frederik Willem I, was Frederik Willem II, die was geboren in Siegen in 1706. Ook hij was officier in het Staatse leger. Hij huwde met Sophia van Sayn-Wittgenstein en uit het huwelijk werden vijf dochters geboren. De jongste na het overlijden van haar vader. Frederik Willem was maar 28 jaar oud toen hij stierf en met hem stierf ook de Protestantse tak Nassau-Siegen uit in maart 1734. Zijn vrouw, drie jaar jonger dan hij, leefde nog tot 1781. Van de vijf dochters stierven er twee jong en bleven er twee ongehuwd. Alleen de oudste, die ook maar 29 jaar oud werd, trouwde met een graaf van Bentheim.

De tak Nassau-Dillenburg.

Over de tak Dillenburg hebben we het al gehad in verband met het huwelijk van een van de zusters van Johan Willem Friso. De stamvader van de Dillenburgs was George (de oude), het derde kind en de tweede zoon van Graaf Jan VI (de oude). Hij was geboren in 1562 en erfde aanvankelijk Beilstein en na de dood van Willem Lodewijk in 1620, zijn oudste broer, Dillenburg. Hij had uit 2 huwelijken 16 kinderen, waarvan 15 uit zijn eerste huwelijk met Anna Amalia van Nassau-Saarbrucken. George overleed in 1623. Van zijn 7 dochters, overleden er 3 erg jong en bleven er 2 ongehuwd. De oudste dochter Maria Juliana trouwde toen zij 16 jaar met de toen 43-jarige graaf van Sayn wiens 2-de vrouw zij was. De jongste dochter, Margaretha, het enige kind uit het tweede huwelijk van George de oude, huwde op 20-jarige leeftijd met graaf Otto van Lippe een zoon van graaf Simon VI, graaf en edele heer van Lippe. Otto was toen 37 jaar oud. Van de 9 zonen van George de oude, werd er een dood geboren en stierven er 4 als baby. Zoon Johan Philips stierf op 17-jarige leeftijd. Zoon George II (of de jonge) werd 25 jaar oud en stierf ongehuwd. Zoon Albert, geboren in 1596, studeerde te Herborn en was ritmeester in het Staatse leger onder de friese stadhouder Ernst Casimir. Albert sneuvelde in de buurt van Osnabruck en werd begraven in Dillenburg. Hij bereikte de leeftijd van 29 jaar.

Zoon Lodewijk Hendrik was de enig overgebleven zoon die de tak Dillenburg voortzette. Hij is geboren in 1594 en werd als graaf van Nassau-Dillenburg in 1652 verheven tot vorst. Hij was aanvankelijk officier in het Staatse leger onder Stadhouder Maurits van Nassau, volgde in 1623 zijn vader op als graaf van Dillenburg, was ook officier in het Zweedse en in het keizerlijke leger. Lodewijk Hendrik was drie maal getrouwd. Op 21-jarige leeftijd met Catharina van Sayn. Na haar dood hertrouwde hij 1653 met zijn nicht Elisabeth van Salm en na haar dood in 1656 hertrouwde hij nog dat zelfde jaar met met weer een nicht, Sophia Magdalena van Nassau-Hadamar. Hij was toen 60-, zij 34 jaar en zij overleed reeds 2 jaar na het huwelijk in de kraam na de geboorte van een tweeling, twee zoontjes die beiden als baby overleden.

In deze generatie opnieuw een grote kindersterfte. Van de tien dochters uit het eerste huwelijk van Lodewijk Hendrik, stierven er 6 in de baby of kleuter leeftijd. Een van de dochters bleef ongetrouwd. De dochters Anna Amalia, Louise en Magdalena, werden volwassen en trouwden. Anna met graaf Philips van Wied die reeds een half jaar later overleed, waarna ze 8 jaar later hertrouwde met graaf Christiaan van Sayn en zij nog geen drie jaar later op 31-jarige leeftijd overleed. Louise was 22 jaar toen zij trouwde met graaf Johan Lodewijk van Isenburg, wiens moeder een gravin van Nassau-Wiesbaden was. Zij was Johans tweede vrouw. Hij was hoewel hij slechts een jaar ouder was dan zij al drie jaar eerder getrouwd en al weduwnaar. Dat was hij toen zij op 42 jarige leeftijd overleed weer, want hij stierf in 1685 en was toen alweer bijna 20 jaar, voor de derde maal getrouwd. Magdalena trouwde op 34-jarige leeftijd met Christiaan van Isenburg, een broer van Louises echtgenoot. Magdalena stierf een jaar na haar huwelijk en één haar voor haar echtgenoot...

Lodewijk Hendrik van Nassau-Dillenburg had behalve 10 dochters, acht zonen. Johan Albert, Hendrik Willem en de tweeling uit het derde huwelijk, Karel en Lodewijk, stierven als baby. Zoon Philips (1630-1657), werd 26 jaar oud en sneuvelde als officier in het Zweedse leger ergens in Polen. Zoon August Hendrik werd 23 jaar oud, bleef ongehuwd en stierf in Dillenburg in december 1680.

Zoon Adolf werd geboren in 1629. Hij werd door zijn huwelijk met Elisabeth Charlotte Melander in 1653, graaf van Schaumburg en Holzappel (hij was toen 24 jaar oud, zijn bruid was toen het huwelijk werd gesloten 13 jaar!!). Uit het huwelijk werden 7 kinderen geboren, de oudste die jong stierf, in 1659. Dat was dochtertje Catherina. Het tweede kind was ook een dochtertje, Agnes, die maar een dag oud werd. Het derde kind, Willem Lodewijk, werd 2 maanden oud. Het vierde kind, dochter Ernestina Charlotte, werd geboren in 1662. Zij werd 69 jaar oude en trouwde twee maal. De eerste echtgenoot was Willem Maurits van Nassau-Siegen en de tweede was Frederik von Rabensteiner. Zij overleefde haar tweede echtgenoot nog 5 jaar. Het vijfde kind van Adolf was Johanna Elisabeth, geboren in 1663 te Schaumburg en gestorven in Detmold in 1700. Zij trouwde in 1692 met graaf Frederik van Lippe-Detmold die 4 jaar ouder was dan zij en haar 18 jaar overleefde. Hij was kolonel in het Staatse leger tot hij zijn vader in Detmold opvolgde. Adolfs zesde kind was Louise Henriëtte die ook al als baby stierf en het zevende en laatste kind was weer een dochter, Charlotte die Schaumburg erfde. Zij werd geboren in 1672 en huwde, 20 jaar oud, met vorst Leberecht van Analt-Bernburg. Zij overleed reeds in jannuari 1700, waarna Leberecht nog tweemaal trouwde. Charlottes zoon Victor Amadeus erfde van Charlottes moeder Elisabeth Melander, Schaumburg en Holzappel.

Terug naar de oudste zoon van Lodewijk Hendrik, George Lodewijk, erfprins (hij stierf voor zijn vader) van Nassau-Dillenburg (1618-1656). Hij trouwde op 19 februari 1638, nog geen 20 jaar oud, met Anna Augusta van Brunswijk-Wolfenbüttel, een zuster van Sophia Hedwig, de vrouw van de friese stadhouder Ernst Casimir. Hij werd maar 38 jaar oud. Uit zijn huwelijk met Anna Augusta werden 7 kinderen geboren, 5 dochters en 2 zonen. Van de dochters stierf er een heel jong en bleven er 3 ongetrouwd.

Alleen Elisabeth Charlotte, geboren in 1643 huwde, de eerste maal in 1665 met baron August van Liegnitz wiens tweede vrouw zij was. Voor de tweede maal trouwde ze in 1680, deze keer met graaf Ferdinand van Aspremont en zij stierf in Hongarije op 2 maart 1686.

Van de twee zonen van George Lodewijk stierf de jongste meteen bij zijn geboorte in 1646. De oudste zoon zette het geslacht voort.

Dat was Hendrik van Nassau-Dillenburg, geboren in 1641 op slot Dillenburg. Hij was voor zijn grootvader een viertal jaren regent en sedert 1662 regerend vorst van Dillenburg. Hij trouwde op 22-jarige leeftijd met de toen 17-jarige Dorothea van Silezië, een dochter van de hertog van Brieg. Er werden uit dit huwelijk niet minder dan 17 kinderen geboren, waarvan er een aantal jong en heel jong stierven. Er waren 7 dochters. De eerste Dorothea stierf als baby en de tweede, negen jaar later, eveneens. Frederika Albertina werd 51 jaar en bleef ongehuwd, evenals haar jongere zusters Frederika Amalia (49 jaar) en Wilhelmina Henriëtte (50 jaar), waarbij er wel sprake is geweest van een huwelijk omstreeks de 20-jarige leeftijd van Frederika Amalia met een vorst van Nassau-Hadamar, maar dat ging om onbekende redenen niet door. De oudste dochter Sophia Auguste die hofdame was bij de koningin van Denemarken, trouwde wel. Zij was geboren in 1666 en trouwde in 1695 Willem, vorst van Analt-Harzgerode. Zij overleed in Usingen in 1733. Haar jongere zuster Charlotte Amalia, werd geboren in 1680 en trouwde in 1706 met Willem Hendrik I de vorst van Nassau-Usingen. Hij was kolonel in het Staatse leger. Hij was vier jaar jonger dan zij en stierf in 1718. Zij overleefde hem 20 jaar en stierf op slot Biebrich in 1738.

Van de zonen van Hendrik van Nassau-Dillenburg, tien in getal, werd er een dood geboren. Zoon George Lodewijk werd 14 jaar en stierf aan de pokken. Karel stierf als baby. Adolf was 17 jaar oud toen hij als cornet bij de garde du corps, in het Staatse leger, sneuvelde in de slag bij Fleurus. Frederik Hendrik was nog geen drie jaar oud toen hij stierf aan de pokken. Lodewijk Hendrik ging in dienst in het Staatse leger en was overste van een regiment van de Keurpaltz in Staatse dient toen hij op 28-jarige leeftijd in Mannheim stierf, ook al aan de pokken. Johan George werd maar 7 jaar oud. Hendrik leefde maar eem dag.

Slechts twee van de vele zonen van vorst Hendrik van Nassau-Dillenburg, werden volwassen en trouwden, Willem en Christiaan.

Willem (1670-1724) diende in 1690 in het Staatse leger, volgde in 1701 zijn vader op in Dillenburg en erfde een derde van Nassau-Hadamar in 1711. Hij huwde in 1699 met Dorothea Johanna, prinses van Holstein-Sonderburg-Plön. Ze kregen twee eerder genoemde kinderen, die beiden jong stierven, de zoon Hendrik August Willem eerst in 1718 aan de pokken bijna 18 jaar oud, de jongere dochter Elisabeth Charlotte in 1720. 19 jaar oud. Beiden zijn bijgezet in de kerk in Dillenburg. Toen omstreeks 1960 bij een restauratie van de kerk de beide tombes tijdelijk moesten worden verwijderd, zijn ook de kisten even opengemaakt. De beide jonge mensen bleken in hun feestkleding nog volkomen gaaf aanwezig, de gezichten door het balsemen licht gebruind, zodat het leek, niet alleen of ze sliepen, maar ook alsof ze kort tevoren een zonnige vacantie hadden gehad. Na het overlijden van hun kinderen leefde de vorst nog 4, de vorstin nog 7 jaar. De laatste vorst van Nassau-Dillenburg was de 18 jaar jongere broer van Willem, Christiaan die een kinderloos nogal ongelukkig huwelijk had met Isabella, een van de zusters van de friese stadhouder Johan Willem Friso. Christiaan stierf aan een hartaanval tijdens de jacht in 1737 en met hem stierf de tak Nassau-Dillenburg uit.

De tweede tak Nasau-Hadamar.

De stamvader van deze tak van het Huis Nassau is Johan Lodewijk, het in 1590 geboren 19-de kind van graaf Jan VI (de oude) van Nassau, die weer de jongere broer was van Willem de Zwijger.

Als het de tweede tak was, is er ook sprake geweest van een eerste natuurlijk. Die eerste of "oude" tak Nassau-Hadamar, stamt af van Emico I die leefde van ongeveer 1275 tot 1334. De laatste loot aan de oude tak was Emico III die stierf aan het einde van de 14-de eeuw. Zijn erfgenaam was zijn achterneef Jan I van Nasau-Dillenburg.

Terug naar Johan Lodewijk.

Hij diende in het Staatse leger onder het opperbevel van stadhouder Maurits. Hij vertegenwoordigde Maurits ook in Londen bij de Engelse koning. Dat was in 1613 toen hij voor Maurits de Orde van de Kousenband in ontvangst nam. In 1629 werd hij in Wenen Ridder in de orde van het Gulden Vlies. Hij was intussen Rooms-Katholiek geworden. Hij werd ook kamerheer bij de keizer. In 1617 was hij in Detmold getrouwd met Ursula van Lippe, een dochter van graaf Simon VI van Lippe-Detmold. Toen Johan Lodewijk Rooms werd, bleef Ursula, evenals haar dochters Protestant.

Het huwelijk werd gezegend met niet minder dan 15 kinderen. Ook hier weer grote kindersterfte. Van de vijf dochters, stierven er twee als baby. Een van de tien zonen werd dood geboren, vier stierven er als baby en een als kleuter van vier jaar. Van de drie dochters die volwassen werden bleef er een ongehuwd. De oudste, Johanna trouwde op 23-jarige leeftijd met een vorst van Anhalt en stierf 4 jaar later. Haar zuster Sophia Magdalena, trouwde in 1656, zij was toen 34 jaar, met haar neef vorst Lodewijk Hendrik van Nassau-Dillenburg en stierf 2 jaar later. Van de vier zonen die volwassen werden, werden er drie lid van de geestelijke stand, anders dan bij de protestantse Nassau's die dienden in het leger, meestal het Staatse leger.

De oudste in leven gebleven zoon van Johan Lodewijk, Maurits Hendrik (1626-1679) volgde zijn vader op als vorst van Nassau-Dillenburg. Hij trouwde in 1650 met Ernestina Charlotte van Nassau-Siegen, uit de andere Katholiek geworden tak van de Ottoonse Nassau's. In 1668 stierf de vorstin. Het echtpaar had acht kinderen gekregen. Johan Maurits hertrouwde een jaar later met weer een prinses van Nassau-Siegen, met Maria Leopoldina, een dochter van Johan Frans van Nassau-Siegen. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren. Maria Leopoldina stierf in juni 1675, in oktober daarop hertrouwde Maurits Hendrik reeds, nu met gravin Johanna Louise van Manderscheid-Blankenheim. Uit dit huwelijk werden nog vier kinderen geboren, de laatste een half jaar na het overlijden van Maurits Hendrik op 52-jarige leeftijd. Zijn, hem als vorst van Nassau-Hadamar opvolgende zoon Frans Alexander, was toen nog net geen vijf jaar, waarom zijn vaders broer Frans Bernhard als regent van Hadamar optrad tot 1692.

Van de vele kinderen in totaal 13 uit de drie huwelijken van vorst Maurits Hendrik, drie dochters en tien zonen, werden er ook maar weer weinig volwassen.

Ernestina Louise werd maar 10 jaar oud. Haar zuster Claudia Franciska werd geboren in 1660, trouwde in 1677 met Ferdinand van Lobkowitz en overleed al in 1680. Deze twee dochters waren uit het eerste huwelijk. Uit het derde huwelijk werd in 1679 nog een dochter geboren, Albertina die "laat" trouwde omdat zij eerst kanunnikes was (te Thorn) maar in 1700 trouwde met vorst Lodewijk Otto van Salm. Albertina stierf in 1716 op 36-jarige leeftijd.

Van de tien zonen van Maurits Hendrik waren er vier uit zijn eerste huwellijk. De oudste, Johan Lamoraal, werd slechts een jaar. De tweede zoon, Philips Karel, werd geestelijke en werd maar 22 jaar oud. Frans Caspar, de derde zoon werd ruim een jaar oud en stierf in 1659 en de vierde zoon, Maximiliaan August, stierf op anderhalf jaar oude leeftijd.

Van de drie zonen uit het tweede huwelijk werden de oudste Leopold en de jongste, Lotharius respectievelijk ruim 2 jaar en ruim twee maanden, alleen de tweede zoon uit het tweede huwelijk, Frans Alexander werd volwassen en volgde zijn vader op als vorst van Hadamar.

Uit het derde huwelijk van Maurits Hendrik, werden behalve de reeds genoemde dochter nog drie zonen geboren. Damiaan Salomon Salentijn werd geboren in juli 1675 en stierf nog in oktober van dat zelfde jaar. Willem Bernhard Lodewijk werd geboren in mei 1677 en stierf in oktober van hetzelfde jaar. En de tiende zoon, Hugo werd geboren in mei 1678 en hij stierf in april 1679.

Na de opsomming van deze verbijsterende kindersterfte, rest slechts te vertellen dat de enige van de tien zonen van Maurits Hendrik, op één dag na vijf jaar oud was toen zijn vader stierf. Hij stond dan ook tot 1692 onder voogdij en regeerde tot die tijd onder regentschap van zijn oom Frans Bernhard.

Frans Alexander, Vorst van Nassau-Hadamar, werd geboren op 27 januari 1674. Hij had een keizerlijke functie in Wetzlar als rechter. Hij was 21 jaar toen hij trouwde met Elisabeth Catharina Felicitas, geboren 14 februari 1677 (zij was toen zij trouwde dus 18 jaar oud) landgravin van Hessen-Rheinfels-Rothenburg. Het echtpaar kreeg vier kinderen. In april 1701 een zoon, Jozef Hugo Willem Ernst, die maar 7 jaar oud werd, twee eerder geboren dochters, Fransciska Marianne die maar een half jaar oud werd, in 1696; en een in 1698 geboren dochter Elisabeth Fransciska die 26 jaar jaar oud werd en kanunnikes was in Thorn en daar ook is begraven. In 1703, na de zoon nog een dochter, Charlotte Eleonora, die ook als kanunnikes naar Thorn ging, maar in 1721 toch trouwde, met graaf Jan Philips de Merode. Zij was toen 19 jaar. Haar echtgenoot was geboren in het zelfde jaar 1674 als haar vader en op het tijdstip van het huwelijk, zijn tweede, 57 jaar! De graaf, wiens moeder ook een de Merode was, was veldmaarschalk in dienst van de Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en Ridder in de Orde van het Gulden Vlies.

Frans Alexander was door het jong overlijden van zijn enige zoon, de laatste Vorst van de tak Nassau-Hadamar. Hij overleed in Hadamar, in mei 1711. Zijn echgenote hertrouwde in 1727 met graaf Anton van Attems, die in februari 1793 overleed. Zijn echtgenote, Maria Catharina, eerder weduwe van Frans Alexander van Nassau-Hadamar, overleefde haar tweede echtgenoot precies drie maanden.

De tak Nassau-Beilstein.

Voor het ontstaan van deze, de oudste zijtak van het Huis Nassau, moeten we helemaal terug naar het begin van de 14-de eeuw. Graaf Hendrik I van Nassau-Siegen had een jongere zoon Hendrik de eerste graaf van Nassau-Beilstein. Die zoon werd geboren in 1307, was eerst domproost te Speiers, maar verliet de geestelijke stand toen hij door de deling met zijn oudere broer Otto, Beilstein kreeg en trouwde met gravin Meijna van Westerburg.

Het echtpaar kreeg drie kinderen, Hendrik, die als Hendrik II zijn vader opvolgde, nog een ongehuwd gebleven zoon Reinhard; en een dochter.

Hendrik II wiens geboortedatum onbekend is, maar die in 1412 stierf, trouwde in 1383 met Catharina van Randerode en van hem en haar zijn 5 kinderen bekend.

Dochter Catharina die trouwde met een graaf van Hanau; een zoon Johan I die zijn vader opvolgde; een zoon Willem die domproost werd in Mainz; nog een zoon Hendrik, die ook domproost was, maar eerst in Munster en later in Mainz en in Bonn; en aartsdiaken in Keulen. Deze zoon trad later uit de geestelijke stand en regeerde als Hendrik III, samen met zijn broer Johan, in Beilstein.

Johan I stond bij zijn opvolgimg eerst onder regentschap van zijn oom Reinhart en regeerde later samen net zijn broer Hendrik III. Hij trouwde twee maal. De eerste keer met Mathilde van Isenburg bij wie hij drie kinderen kreeg en de tweede maal met Johanna van Gehmen, de verloofde van zijn gestorven zoon! Bij haar kreeg hij een zoon (Hendrik IV). Bovendien zijn van Johan nog 2 bastaardzonen bekend, van wie de oudste de naam von Münchhausen (!!) kreeg. Van de twee dochters uit het eerste huwelijk trouwde de oudste Margaretha, een graaf van Waldeck en de jongste, Elisabeth, een Heer van Bronkhorst en Borculo.

Graaf Hendrik IV van Nassau Beilstein werd geboren in 1449. Hij volgde bij diens dood zijn vader op en erfde ook nog de bezittingen van zijn oom Hendrik III. Hij diende in het leger van keizer Maximiliaan, nam deel aan het beleg van Utrecht en streed tegen de Turken. Hij trouwde met gravin Eva van Sayn. Uit het huwelijk werden niet minder dan 21 kinderen geboren, van wie er 13 jong stierven! Van drie van zijn dochters was bekend dat ze in het klooster gingen. Een van de dochters, Eva trouwde met een graaf van Lingen. De zonen Gerard en Lodewijk gingen in het klooster te Fulda. Zoon Bernhard werd 42 jaar en bleef ongehuwd, alleen de oudste zoon graaf Johan II van Nassau-Beilstein, die was geboren omstreeks 1470 volgde zijn vader op en trouwde twee maal. Uit het eerste huwelijk, met gravin Maria van Solms, wiens moeder een gravin van Nassau-Wiesbaden was, werden vier kinderen geboren. Graaf Johan II hertrouwde na Maria's dood met gravin Anna von Lippe.

Dit huwelijk bleef kinderloos.

De kinderen van graaf Johan II waren Johan III (1490-1561); Hendrik V , die in het leger van keizer Karel V sneuvelde in 1525 in de slag bij Padua; Hermanna, non in het klooster Engelendaal bij Bonn; en Eva, non in het klooster Welsdorf bij Idstein.

Johan III was de laatste graaf van Nassau-Beilstein. Hij trouwde in 1523 met gravin Anna van Nassau Weilburg, wiens moeder zelf ook weer een gravin van Nassau Wiesbaden was. Het huwelijk bleef kinderloos en Beilstein werd geërfd door een verre achterneef uit de Ottoonse Linie, graaf Jan (de oude) van Nassau-Dillenburg, de jongere broer van Willem de Zwijger.

Zo waren dus de erflanden van de Ottoonse linie weer in handen van de broers Willem van Oranje-Nassau en van Jan VI (de oude). Graaf Jans kinderen zorgden echter weer voor een aantal nieuwe zijtakken en zo waren Jans zonen de stamvaders van de tak Nassau-Siegen; Nassau-Dillenburg; Nassau-Dietz; en Nassau-Hadamar. De tak Nassau-Siegen splitse zich weer in een protestantse en en katholieke tak. Al deze zijtakken van het Huis Nassau stierven uit in de 18-de eeuw, behalve de tak Nassau-Dietz die na het uitsterven van de tak Oranje-Nassau, nadien de naam overnam en voortzette als de derde dynastie Oranje-Nassau.