Het vorstenhuis Nassau      door J. H. Gouka
Index

Hoofdstuk 1
Het leenstelsel
Hoofdstuk 2
De linie nassau-breda
Hoofdstuk 3
Willem van Oranje (1533-1584)
Hoofdstuk 4
Maurits (1567-1625
Hoofdstuk 5
Het stadschouderschap van Willem II
Hoofdstuk 6
De andere takken van het huis van Nassau
Hoofdstuk 7
Het derde huis van Oranje-Nassau
Hoofdstuk 8
De Walramse linie van het huis nassau
Hoofdstuk 9
De tak Nassau-Idstein en de tak Nassau-Weilburg na 1627
Hoofdstuk 10
Stadhouden Willem IV
Hoofdstuk 11
De oranje-nassau's in ballingschap
Hoofdstuk 12
De koningen der Nederlanden en de Hertogen van Nassau
Hoofdstuk 13
Koningin Wilhelmina
Hoofdstuk 14
Bernhard zur Lippe Biesterfeldt
Hoofdstuk 15
Naspel

(C) 2006 prive-uitgave J.H. Gouka
Niets uit deze webpagina's mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this site may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without permission from the publisher.

Hit Counters

Hoofdstuk 3

DE STAAT VAN ZAKEN IN DE "LANDEN VAN HERWAARTS OVER". WILLEM VAN ORANJE (1533-1584) BIJGENAAMD, "DE ZWIJGER". HERTOGIN MARGARETHA VAN PARMA (1522-1586). DE HERTOG VAN ALVA (1507-1582). HET FAMILIEGEBEUREN RONDOM WILLEM DE ZWIJGER. DE MOORD OP DE PRINS. GEEN SOUVEREINITEIT, MAAR EEN NOODOPLOSSING.

Willem was de oudste zoon uit het huwelijk van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg. Hij werd geboren te Dillenburg als graaf van Nassau-Katzenelnbogen. Door het overlijden van zijn neef René werd hij in 1544 op 11-jarige leeftijd (souverein) prins van Oranje, baron van Breda, heer van de Lek, Steenbergen, Sichem, Diest, Herstal, Grimbergen, Rumpst, Zundert, Gageldonck, Assche, burggraaf van Antwerpen en dat waren dan de goederen waarmee hij een jaar na zijn neefs dood door Keizer Karel V officieel werd "beleend". In Frankrijk, daarvoor was toestemming van de franse koning nodig, had hij dan nog eens een flink aantal heerlijkheden van zijn neef René geërfd. Later kocht Willem nog in Zeeland de titel en bijbehorende rechten van markies van Veere en Vlissingen. Hij werd opgevoed aan het hof van de landvoogdes Maria en werd als behorende tot de hoge adel in de Nederlanden natuurlijk ook ridder in de Orde van het Gulden Vlies. Hij werd net als de nederlandse Nassau's voor hem, stadhouder van Holland en Zeeland. Niet van Franche Comté, maar kreeg er wel Utrecht bij. Het oude bisdom was in 1545 als wereldlijke bestuurseenheid opgeheven en aan keizer Karel V gekomen. Het Nedersticht Utrecht was als stadhouderlijk bestuursgebied bij Holland en Zeeland gekomen, het Oversticht (Drente en Overijssel) hadden een andere indeling moeten ondergaan. Even opgemerkt dat een stadhouderschap eigenlijk niet te vergelijken valt met een gouverneurschap, of met de tegenwoordige provinciale functie Commissaris der Koningin. Het was eigenlijk slechts een lucratieve (dat wel!) erebaan. Dat blijkt wel uit de stadhouderschappen van Willems voorgangers. Hoe kon in die tijd met de verbindingen van toen, één persoon tegelijkertijd stadhouder van Holland zijn, én van Franche Comté dat tegen de Zwitserse grens lag. Meer effectief was het lidmaatschap van de Raad van State dat Willem ook bekleedde. De Raad van State was het invloedrijke advies-comité van de Landvoogdes en zo'n beetje de regering van de Nederlanden.

Toen de voorzichtige staatkundige hervormingen die al waren begonnen onder de regering van Philips de Goede en waaraan het Gulden Vlies, de Staten-Generaal (voor het eerst bijeengeroepen door Philips de Goede in januari 1464) en de Raad van State hun ontstaan hadden te danken, door zijn opvolgers werden voortgezet, stuitte dat, hoe voorzichtig ook, voortdurend op verzet van allerlei belanghebbenden, instanties zowel als personen. Naast, maar noodzakelijk als onderdeel van de staatkundige, waren hervormingen van de kerkelijke organisatie. Kerkelijk vielen alle gebieden waarover de Bourgondische hertog regeerde, onder aartsbisschoppen (Keulen, Trier en Reims) die buiten zijn gebied en buiten zijn onmiddelijke invloed lagen. Toen er hevige protesten kwamen van die zijde, werden pogingen tot kerkelijke hervormingen tot onder het bewind van keizer Karel, wel niet gestaakt, maar als het ware in de ijskast gezet. De hervormingen die de keizer, maar na zijn aftreden ook zijn opvolger koning Philips II voor zijn "Landen van herwaarts over" op het oog had, troffen ook en vooral de hoge adel, die vele goedbetaalde maar niet effectieve functies bekleedden en hun overtallige jongere zonen die veelal als ze weinig of geen militaire talenten hadden in kerkelijke sinecure functies werden benoemd. De onvrede werd ook nog vergroot door de Reformatie, eerst in zijn wat mildere Lutherse vorm, maar aldra drong tot de Nederlanden ook de franse, veel fellere en onverdraagzame vorm van de reformatie, het Calvinisme door. Toen nu koning Philips alles tegelijk wilde laten aanpakken, de staatkundige, de kerkelijke en de feitelijke, door oorlogen met Frankrijk noodzakelijke sterkte van het leger, en ook nog de bestrijding van de Reformatie, werd de tegenstand practisch algemeen en geraakte er ook veel op drift. Men vond in het algemeen dat vele zo niet alle maatregelen, aantastingen waren van de privileges. Dat kon ook niet anders, de verschillende gewesten waaruit de Nederlanden bestonden, met oorspronkelijk ook verschillende regeerders van die gewesten, hadden in de loop der jaren een onontknoopbare wirwar van privileges opgeleverd en niemand kon in deze landen meer iets doen, zonder op privileges uit een nabij zowel als uit een ver verleden te stuiten. De hoge adel in de Raad van State, de lagere adel met hun eigen voorrechten, de burgerij in de steden, de Abten van rijke kloosters, de pastores van rijke parochies die net als bisschoppen en abten, in vele gevallen de functies die ze officieel bekleedden nooit uitoefenden, iedereen kwam in het geweer. Gevoegd bij een slechte economische situatie en een ontwrichtend oprukken van de nogal intolerante bijna revolutionaire franse vorm van de Reformatie, - om niet te spreken van de onverdraagzame Wederdopers - bracht een toestand van onrust teweeg, die bedenkelijk veel op een revolutie ging lijken. Het jaar 1566 gaf een aantal gebeurtenissen te zien, die er op leken dat de zaken de landvoogdes uit de hand liepen. Het zogenaamde Smeekschrift der Edelen en de Beeldenstorm. De landvoogdes leek een moment het hoofd te verliezen, maar met behulp van de hoog-adelijke heren in de Raad van State, was ze de situatie snel weer meester en de onlusten in de gewesten verdwenen eigenlijk even snel als ze tevoorschijn waren gekomen, al bleef het zuiden, waar het Calvinisme het diepst wortel had geschoten, het meest woelig.

DE LANDVOOGDES MARGARETHA VAN PARMA.

Die landvoogdes was niet meer koningin Maria van Hongarije, maar hertogin Margaretha van Parma. Het hertogdom Parma was eigenlijk een stuk van de Kerkelijke Staat. In 1544, had alsof hij een erfelijk feodaal heerser was in plaats van het Hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk, paus Paulus III die eigenlijk Alessandro Farnese heette, Parma en Piacenza als hertogdom geschonken aan zijn kleinzoon Otavio Farnese, die weer de zoon was van een van zijn bastaarden. Die Ottavio was weer getrouwd met Margaretha, die zelf een bastaard was van keizer Karel V. Bij de abdicatie van keizer Karel V in 1555, nam zijn zuster Maria afscheid als landvoogdes van de Nederlanden. Karel werd als Heer der Nederlanden opgevolgd door zijn enige wettige zoon Philips, Maria werd als landvoogdes opgevolgd door Philips' half-zuster Margaretha, de onwettige dochter van keizer Karel. Margaretha was eerst getrouwd met een lid van de machtige Italiaanse familie de Medici, Alessandro, die in 1537 werd vermoord. Margaretha, die was geboren in 1522, was dus al op 15-jarige leeftijd weduwe! Het jaar daarop werd zij door haar vader voor de tweede maal uitgehuwelijkt, nu aan de kleinzoon van de paus. In 1555, liet zij haar man en zoontje in Italië achter en kreeg dus de functie van landvoogdes die voor haar door koningin-weduwe Maria van Hongarije, een van de zusters van keizer Karel V werd bekleed en voor Maria was Margaretha van Savoye, de zuster van Philips de Schone door haar vader keizer Maximiliaan als landvoogdes over de Nederlanden aangesteld. Magaretha van Parma liet zich na haar aantreden nogal leiden door leden van de Raad van State. Zij stond aanvankelijk zeer onder de invloed van kardinaal Granvelle. Na het invoeren van de nieuwe kerkelijke indeling in de Nederlanden was deze man als aartsbisschop van Atrecht de "primaat" van de Katholieke Kerk in de het land. Nadat de hoge adel die deze in de kerk omhoog geklommen man minachtte om zijn "nederige" afkomst, hem had weggewerkt, was de prins van Oranje zowel de man met de hoogste titel, als de meest invloedrijke persoon in de Raad. Het was niet in de minste plaats aan Willem van Oranje te danken dat na het tumult in 1566 de rust in het land zo snel was hersteld. Bij de gebrekkige verbindingen van die tijd, werd echter de koning in Madrid pas over de onlusten ingelicht toen het land alweer tot rust was gekomen. Koning Philips, of hij intussen al te horen had gekregen dat de landvoogdes de toestand meester was of niet, wilde nu de hervormingen die zijn voorgangers al sedert zo'n honderd jaar hadden nagestreefd, desnoods met geweld effectueren. Daartoe ontsloeg hij zijn half-zuster en stelde als landvoogd een van zijn hoogste edelen en meest succesvolle veldheer aan. Margaretha van Parma heeft de Nederlanden nooit teruggezien. Wel heeft het land nog een tijd lang haar zoon Alexander (1547-1592) als landvoogd gehad en hij was succesvol en zou waarschijnlijk niet alleen het zuiden, maar het gehele land weer onder het gezag van de Spaanse kroon hebben gebracht als hem wat meer vrijheid van handelen was gegeven.

Naast God en de Oranjes, heeft ook de koppige domheid van de opeenvolgende spaanse koningen het noorden van de Nederlanden tot een zelfstandige Republiek gemaakt.

DE HERTOG VAN ALVA.

De hertog van Alva als landvoogd leek voor de staatkundige en kerkelijke hervormingen die zowel bij de protestantse kleine minderheid als bij de overgrote Room-Katholieke meerderheid van de bevolking op ernstige tegenstand waren gestoten, de juiste man te zijn. Hij stelde een voorbeeld om de tegenstand de ruggegraat te breken, liet de graven van Egmond en Horne oppakken en onthoofden, stelde de privileges die de hervormingen in de weg stonden buiten werking of schafte ze af. Riep enige instellingen in het leven die op financieel, kerkelijk en staatkundig gebied de hervormingen moesten bevorderen en zo nodig doordrukken en zijn dictaten leken het beoogde resultaat te hebben. Hij kreeg ook voor elkaar dat de kerkelijke hervormingen die via een concordaat met de paus waren goedgekeurd, maar die almaar niet effectief werden, eindelijk werden doorgezet. Dat hield (in het noorden) in dat er (suffragaan) bisschoppen werden benoemd in Groningen, Leeuwarden, Deventer, Haarlem en Middelburg onder de tot aartsbisschop verheven bisschop van Utrecht en dat ter financiering van die bisschopzetels er inkomsten van rijke kloosters zouden worden gebruikt. Hij deed eigenlijk alleen maar wat de regering in het spaanse rijk op het Iberische schiereiland ook had gedaan en daar was de aanvankelijke tegenstand ook gebroken.

Er was echter één, maar groot verschil. Een van de hoge edelen in de Raad van State in de Nederlanden, was naast een hoge edele in het land zelf zoals de anderen, ook nog souverein Prins van Oranje. (De graaf van Egmond was ook wel "prins van Gavere", maar die titel was niet die van een souverein vorst) Bovendien had de prins van Oranje zich aan de greep van de nieuwe landvoogd onttrokken door bijtijds uit het land naar zijn erflanden in Duitsland te vertrekken. De graven van Egmond en Horne lieten zich gevangen nemen en werden onthoofd. De Markies van Bergen (op Zoom) liet men wegkwijnen in een spaanse gevangenis, maar de prins van Oranje en graaf van Nassau was buiten het bereik van de landvoogd der Nederlanden en ook nog in staat om zich te weer te stellen.

Toch was Willem van Oranje niet achterdochtig genoeg geweest om ook nog zijn in Leuven (een vrijplaats) studerende oudste zoon met zich mee naar Dillenburg te nemen. Dat had gevolgen die nog lang voor de Nassau's een handicap bleven. Philips-Willem van Nassau, "het graafje van Buren" werd namelijk, vrijplaats of niet daar trok de hertog van Alva zich niets van aan, opgepakt en naar Spanje gebracht waar hij vele jaren lang in (luxe weliswaar) gevangenschap werd gehouden en, "gehersenspoeld".

De knoet die Alva over het land had gelegd, de effectuering van de kerkelijke veranderingen die ondanks die knoet toch nog met veel getraineer van de geestelijkheid gepaard ging, de hoge nieuwe belastingen die maar moeilijk door de verarmende bevolking konden worden opgebracht, de vervolgingen door de inquisitie, vonden na enige jaren in 1572 een uitbarsting toen na de inname van Den Briel door de watergeuzen, om het schoolgeschiedenisboek van de dertiger jaren te citeren: "vele steden (zich) voor den Prins (verklaarden)".

De hertog van Alva probeerde de orde te herstellen, maar geldgebrek waardoor het leger niet betaald kon worden en ging muiten, deden zijn pogingen vastlopen en hij werd ontslagen en verliet het land om naar Spanje terug te keren. Voor die tijd was een poging van de prins van Oranje om met een door hem op de been gebracht legertje het land binnen te vallen grandioos mislukt. Eerst leek het goed te gaan toen de "Slag bij Heiligerlee" werd gewonnen, maar daar sneuvelde Willems broer Adolf en later in de slag bij Jemmingen ging de winst weer verloren en nog later bij "de Slag op de Mookerhei", sneuvelden nog twee broers van de prins, Lodewijk en Hendrik. Alle drie worden genoemd en herdacht in een van de vijftien coupletten van het Wilhelmus, nog steeds ons volkslied. Adolf met name "graaf Adolf is gebleven, in Friesland in de slag" en de beide anderen in het couplet "die bij Maastricht begraven"...

Nog veel meer particulier leed dan het verlies van zijn drie broers had Willem van Oranje tijdens zijn ballingschap in Dillenburg getroffen.

HET FAMILIEGEBEUREN RONDOM WILLEM DE ZWIJGER.

Na een jeugd aan het hof van de Landvoogdes Maria trad Willem, prins van Oranje in Buren, op 8 juni 1551 in het huwelijk met Anna van Egmont, gravin van Buren, Leerdam en Lingen, Vrouwe van IJsselstein, Grave, Sint-Maartensdijk, Kortgene en nog veel meer. Ze was geboren in maart 1533 (de jonge echtelieden waren dus allebei pas 18 jaar) en Anna was de erfdochter van Maximiliaan van Egmont, graaf van Buren en zijn vrouw Francoise de Lannoy. Uit het huwelijk werden 3 kinderen geboren, een dochtertje Maria, dat jong stierf, daarna in 1554 een zoon, Philips-Willem en een goed jaar later nog een dochter, weer een Maria. De eerste vrouw van Oranje stierf in maart 1558 in Breda en werd bijgezet in het familiegraf van de Nederlandse Nassau's aldaar.

Willem bleef ruim 3 jaar weduwnaar en er werd hem in die tijd een bastaardzoon (Justinus) geboren. In augustus 1561 trad hij voor de tweede maal in het huwelijk, nu net als zijn oom Hendrik III, met een heuse prinses, maar het huwelijk was heel wat minder glorieus dan dat van zijn oom. Geen erfdochter deze keer. Nee, de bepaald onknappe dochter van keurvorst en bekend protestants legeraanvoerder Maurits van Saksen was eigenlijk een dochter maarmee de familie een beetje in haar maag zat. De prins was toen hij voor de tweede maal trouwde 28 jaar zijn bruid was ruim 11 jaar jonger en dus pas 17. Anna's moeder was Agnes landgravin van Hessen en Anna's beide ouders kwamen dus uit prominente protestantse families. Toch gaf men toestemming voor het huwelijk, waarbij de bruid een echtgenoot kreeg die Rooms-Katholiek was en zeker eventuele kinderen Rooms-Katholiek zouden worden opgevoed. Wel, de prins was een goede partij en zo protestants was men nu ook weer niet in de vorstenhuizen Saksen en Hessen, dat men het prinsesje, dat bekend stond om haar onmogelijke humeur en dolle driftbuien en dat bovendien was "getekend" door een horrelvoet (waarin velen toenmaals een teken van de duivel zagen!!!), niet gaarne door de prins liet meenemen naar zijn paleis in Brussel. Aanvankelijk scheen het huwelijk nog te gelukken ook. Een jaar na het huwelijk beviel de nieuwe prinses van Oranje van een dochter die meteen na de geboorte stierf. Een jaar later kreeg Anna opnieuw een dochter, Anna. Nog een jaar later een zoon, Maurits, die nog geen 2 jaar oud werd, waarna na een jaar Anna opnieuw een zoon kreeg, in november 1567, weer een Maurits. Toen was de familie al hals over kop uit Brussel voor Alva naar de Dillenburg gevlucht. Een half jaar later, de prinses had na met iedereen van haar schoonfamilie in onmin geraakt te zijn, Dillenburg verlaten, werd er nog een dochter geboren. Dat was in april 1569, toen kreeg Anna te Keulen een dochter, Emilia. Reeds korte tijd later, de prinses was naar Dillenburg teruggekeerd, geraakte zij opnieuw zwanger, maar nu niet van de prins, maar van de gevluchte schepen van Antwwerpen, Rubens! Daarna werd in 1571 het tweede huwelijk van prins Willem ontbonden en de prinses gevangen gezet en geestelijk ontoerekeningsvatbaar verklaard. Zij is eind 1577 te Dresden overleden. Het ging de prins dus niet zo goed in die periode, zowel particulier als wel politiek.

Daarna echter, we stipten het al eerder aan, gaf de algemene chaotische situatie in de Nederlanden hem de kans terug te keren. Weldra zat hij weer in Brussel, in het centrum van de macht. Hij liet zijn kinderen uit Dillenburg overkomen en bewerkte dat zijn broer Jan de functie van stadhouder van Gelderland kreeg. Persoonlijk ging het hem ook weer beter. Uit een frans klooster vluchtte een groepje nonnen samen met hun abdis naar de Nederlanden. Die abdis was van chique komaf. Zij was Charlotte, een dochter van Lodewijk II van Bourbon, de hertog van Monpensier en zijn vrouw Jacqueline de Longwy. Op 12 juli 1575 werd te Den Briel de voormalige franse abdis, de derde echtgenote van de inmiddels protestants geworden (maar op een andere manier dan de Calvinisten zinde) prins Willem van Oranje. Vandaar dat de prins zijn kinderen uit Dillenburg naar Brussel, naar het Nassau-paleis kon laten komen.

Intussen was de bastaardbroer van koning Philips, de landvoogd don Juan, in 1578 overleden en opgevolgd door de neef van de koning hertog Alexander van Parma. Verder was de situatie in Vlaanderen gewijzigd waar in Gent de stadhouder van de koning de hertog van Aerschot in Gent was gevangen genomen door de Calvinisten die daar de macht hadden gegrepen. Aan dat bewind was een einde gekomen en vanuit het zuiden kwam met een spaans leger langzaam maar zeker de nieuwe landvoogd naar Brussel en werd intussen het land gepacificeerd, zowel in spaanse als in Rooms-Kartholieke zin. De prins week met zijn gezin uit Brussel naar Antwerpen. Uit de geboorteplaatsen van de zes, uit het derde huwelijk van Willem van Oranje geboren kinderen, is ook op te maken dat na een omzwerving in Holland en Zeeland, het zich almaar uitbreidende gezin zich tenslotte vestigde in Antwerpen, waar de prins burggraaf was. Het huwelijk werd gesloten te den Briel, in 1575. De oudste dochter Louise Juliana, werd een jaar later geboren in Dordrecht. De tweede dochter, Elisabeth kwam ter wereld in Middelburg in 1577. De derde dochter was Catharina Belgica en zij werd geboren toen het gezin zich had gesetteld in Antwerpen. Dat was in 1578 en ze kreeg daar in Anmtwerpen ook nog 3 zusjes, in 1579 CHarlotte Flandrina, in 1580 nog een Charlotte, nu met Brabantina als tweede naam en dan kwam er nog in december 1581 Emilia Secunda Antwerpiana. Intussen was prins Willem (in maart 1580) officieel door koning Philips "in de ban" gedaan en was er een prijs (een geldsom plus een adellijke titel) beloofd aan een ieder die kans zag hem te vermoorden. Dat resulteerde in een "afzwering" van Philips als landsheer door de Staten van Holland en de aanbieding van de souvereiniteit over de lage Landen aan de koning van Frankrijk en de koningin van Engeland en toen die, beiden bang voor Spanje, dat afwezen aan een overdracht van de souvereiniteit aan de hertog van Anjou, de broer van de franse koning, en tenslotte, na de mislukking van het bewind van Anjou, de voorbereidingen om dan maar de souvereiniteit aan de prins van Oranje op te dragen. Intussen vindt er in maart 1581 een aanslag plaats op de prins, waarbij hij levensgevaarlijk gewond raakt. Hij hersteld echter, maar zijn derde echtgenote bezwijkt door uitputting. De vele nachten waken bij haar echtgenoot, de geboorte van haar zesde dochter in december 1581, doen haar begin mei 1582 overlijden. Er moest een vrouw komen om het kinderrijke moederloze gezin te besturen en de prins vindt binnen een jaar nadat hij voor de derde maal een vrouw heeft verloren, een vierde vrouw. Een franse vluchtelinge, Louise de Coligny. Zij was de dochter van de Hugenoten-leider Admiraal Caspar de Coligny. Zowel haar vader als haar jonge echtgenoot waren in de "bloedbruiloft" of Bartholomeusnacht vermoord. Louise was in 1555 geboren als dochter van graaf Caspar de Coligny en Charlotte de Laval. Eind mei 1572, zij was toen 17 jaar, trouwde ze met graaf Charles de Téligny, die nog geen drie maanden later, tegelijk met haar vader, werd vermoord. De jonge weduwe was naar het noorden gevlucht en had een toevlucht gevonden in Antwerpen. Toen zij als zijn vierde echtgenote in Antwerpen met prins Willem van Oranje trouwde, op 24 april 1583, was de bruidegon inmiddels 50 jaar geworden en de bruid was toen nog geen 28. Kort daarop was de kinderrijke Oranje-familie in het door Parma bedreigde Antwerpen niet meer veilig en naar het in spaanse handen zijnde familie-goed Breda was ook niet uit te wijken. In Holland in Den Haag, waar de prins stadhouder was, was wel een soort onderkomen voor als de stadhouder eens in zijn gewest was, maar dat was ten eerste niet geschikt voor het grote gezin en ten tweede was het niet veilig. Het was niet te verdedigen omdat Den Haag geen stad, maar "een vlecke" was. Tijdens de regering van keizer Karel nog, had Maarten van Rossem, de legeraanvoeder van de toenmalige hertog van Gelre het plaatsje nog geheel kunnen platbranden. Onderdak werd er in 1583 gevonden in de stad Delft, in het Sint-Agatha klooster aldaar, waar het gezin de nonnetjes daar een beetje deed inschikken. Het was ook daar dat prinses Louise, op 29 januari 1584, het leven schonk aan een zoon, die naar de franse koning Hendrik IV, Hendrik werd genoemd en naar de Brandenburgse keurvorst, Frederik. Hendrik Frederik dus, maar op wat latere leeftijd draaide de naamdrager beide voornamen om, omdat hij dat een betere volgorde vond en zo is de zoon van Louise de Coligny dan ook bekend geworden.

DE MOORD OP DE PRINS. GEEN SOUVEREINITEIT, MAAR EEN NOODOPLOSSING.

Overal, waar dan ook, in welke tijd dan ook, waar de bestuurschaos en de verwarring toeneemt en daarmee de onzekerheid, verliest de redelijkheid het van het ongeremde radicalisme. Ook in de loop van de opstand tegen het spaanse bewind. Willem van Oranje behoorde dus als gematigd mens met gematigde, liberale, humane opvattingen, tot de verliezers. In de periode van zijn derde en het begin van zijn vierde huwelijk, verloor hij op alle gebieden steeds meer terrein. Het begin van de tachtiger jaren van de zestiende eeuw was voor hem ook het begin van het einde. De prins hield vast aan de hertog van Anjou, ook toen allang was gebleken dat deze dégéneré en de laatste van de gedegenereerde zonen van koning Hendrik II van Frankrijk, een volslagen mislukking was. Dat deed ook de positie van de prins geen goed; nee, maakte zijn verblijf in Antwerpen bijna onmogelijk. Zijn vasthouden aan de politiek van de gelijkheid van de Rooms-Katholieke en de Protestantse godsdiensten en zijn streven dat ideaal te verwezenlijken, maakten hem bij beide groeperingen gehaat. Ook zijn vierde huwelijk droeg daar niet toe bij. Ook de Coligny's waar Caspar de leiding had gehad van de partij van de Hugenoten, maar zijn broer kardinaal was, behoorden net als hij tot de "rekkelijken" en die waren volkomen uit de mode. Wat hem redde was het aanpassingsvermogen van de Hollandse regentenstand. Hoewel het protestantisme aanvankelijk voornamelijk was doorgedrongen tot de zuidelijke gewesten der lage Landen, was in de loop der gebeurtenissen, een stroom protestantse vluchtelingen naar het noorden, naar Holland op gang gekomen. Deze principiële, om niet te zeggen fanatieke Protestanten vestigden zich overal in Holland, in de steden vooral en kwamen daar als "betrouwbaar" in de strijd tegen Spanje en de Katholieke Kerk, aan de macht. In 1580 hadden zij in de Staten van Holland kunnen bereiken dat kort na het overlijden van graaf Schenk van Toutenburg, de aartsbisschop van Utrecht, de Roomse kerk haar openbare positie in het gewest verloor. Om hun positie in het geestelijk en stedelijk bestuur in de provincie niet te verliezen, ging in die tijd een flink aantal regenten tot de nieuwe religie over en zij waren nu bepaald niet de meest "betrouwbaren". Maar, zij, onder hen vooral Johan van Oldenbarneveldt, - ook pas in 1580 protestant geworden - hielden op die manier wel hun man, de stadhouder in het zadel. Ja, zij dreven zelfs door dat aan de prins de souvereiniteit, de grafelijke waardigheid zou worden aangeboden. Dat kon, omdat hij in Oranje al een souverein was. De moord op Willem van Oranje verijdelde al die plannen en er volgde een verwarde tijd tot bijna aan het einde der tachtiger jaren. Maar, in die periode hadden de regenten in Holland en voorop Johan van Oldenbarneveldt de pensionaris van Rotterdam die weldra ook de functie van landsadvocaat zou krijgen, kans gezien eerst nog onder een landvoogd de tweede zoon van Oranje, Maurits, in het zadel te krijgen. Niet echter als souverein. Dat kon ook niet, omdat na de dood van Willem van Oranje, niet Maurits, maar zijn oudere broer Philips-Willem de nieuwe souverein van Oranje was. Maurits werd dat pas na Philips-Willems dood in 1618.

De Staten van Holland hadden zich, als eerder opgemerkt, tot de franse koning gewend en hem de souvereiniteit aangeboden en toen dat werd geweigerd een zelfde verzoek gericht aan de Engelse koningin die een en ander in beraad had gehouden, ook al uit vrees voor koning Philips, Maar ze had wel goedgevonden dat de graaf van Leicester tot landvoogd werd benoemd en dat hij met een engels legertje in Holland de zaken voor zijn koningin in de gaten hield. Men had in Holland de 16-jarige knaap die in Leiden student was toen zijn vader werd vermoord, benoemd tot stadhouder als opvolger van zijn vader en daarna nadat Leicester langzaam maar zeker alle vertrouwen had verloren, hem ook nog weten te benoemen tot legerleider. Hij werd kapitein-generaal-admiraal van het kleine, almaar van de spanjaarden verliezende hollandse huurlegertje. De langzame maar zekere veroveringen van Parma duurde nog tot de inname van Geertruidenberg in 1589. Toen zegevierden de denkbeelden van de regent Vranck en besloten de Staten de souvereiniteit aan zich te houden. Toen ook keerden de kansen en zagen graaf Maurits en zijn neef Willem-Lodewijk kans om het Staatse leger te reorganiseren tot een opmerkelijk succesvol instrument dat in het offensief ging. Verder zagen de regenten kans de financiën te verstrekken opdat het leger regelmatig kon worden betaald en aldus een betrouwbaar instrument werd. Staatkundig was Nederland toen een opmerkelijke uitzondering. Een soort statenbond eigenlijk zonder enig centraal gezag. Zonder hoofdstad, zonder centrale regering, met niet een vorst, maar een "stadhouder" die als een vorst leefde en ook als een heuse vorst, van alles wat er verkeerd ging op den duur de schuld kreeg. Men zag echter wel kans dat vreemdsoortige staatkundige bouwsel tot 1795 met wisselend succes in stand te houden en te laten functionneren.