Het vorstenhuis Nassau      door J. H. Gouka
Index

Hoofdstuk 1
Het leenstelsel
Hoofdstuk 2
De linie nassau-breda
Hoofdstuk 3
Willem van Oranje (1533-1584)
Hoofdstuk 4
Maurits (1567-1625
Hoofdstuk 5
Het stadschouderschap van Willem II
Hoofdstuk 6
De andere takken van het huis van Nassau
Hoofdstuk 7
Het derde huis van Oranje-Nassau
Hoofdstuk 8
De Walramse linie van het huis nassau
Hoofdstuk 9
De tak Nassau-Idstein en de tak Nassau-Weilburg na 1627
Hoofdstuk 10
Stadhouden Willem IV
Hoofdstuk 11
De oranje-nassau's in ballingschap
Hoofdstuk 12
De koningen der Nederlanden en de Hertogen van Nassau
Hoofdstuk 13
Koningin Wilhelmina
Hoofdstuk 14
Bernhard zur Lippe Biesterfeldt
Hoofdstuk 15
Naspel

(C) 2006 prive-uitgave J.H. Gouka
Niets uit deze webpagina's mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this site may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without permission from the publisher.

Hit Counters

Hoofdstuk 1

HET LEENSTELSEL. DE LEENMANNEN: BARONNEN, GRAVEN, HERTOGEN, BISDOMMEN. DE NASSAU'S. ENGELBERT I. HET HUIS BOURGONDIE.

HET LEENSTELSEL.

Het beginsel van het leenstelsel was eigenlijk zeer eenvoudig. De aarde is van God, de plaatsvervanger van God op aarde is de Paus. De wereldlijke bezitter van de aarde is de keizer (van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie) en de keizer heeft in zijn rijk een groot aantal "leenmannen" om hem te helpen het rijk te besturen.

Die leenmannen, die soms ook weer een groot gebied te besturen hadden, werden op hun beurt weer geholpen door delen van hun gebied aan "achterleenmannen" toe te vertrouwen.

DE LEENMANNEN: BARONNEN, GRAVEN, HERTOGEN, BISSCHOPPEN.

Naast de Duitse koning die ook nog keizer was, was er nog een koning van wat nu een grote mogendheid zou worden genoemd in Europa. Dat was de koning van Frankrijk en dan waren er nog een aantal veel kleinere "souvereinen", koninkjes in het noorden van Europa, koninkjes in Groot-Britannië en op het Iberische schiereiland. Allemaal met hun adel, hun leenmannen.

Oorspronkelijk waren die met huidige hoogwaardigheidsbekleders te vergelijken. Baronnen en hun ridders. Dat waren eigenlijk militaire aanvoerders met hun cavallerie. Graven waren bestuurders van een soort provincie. Hertogen waren bestuurders van grensprovincies die tegelijk civiele en militaire leiding gaven. Bisschoppen hadden behalve de geestelijke, in hun bestuurlijke gebied nogal eens ook wereldlijke macht en gingen soms zelf ten strijde. In later tijd werden die eigenlijke ambtenaren van de koningen en keizers, doordat de ambten erfelijk werden, bijna zelfstandige potentaatjes, maar hoewel ze soms hun souverein en leenheer bevochten en zelfs overwonnen, bleef toch bijna altijd de fictie in stand, van een "bovenbaas" en een ondergeschikte. Bij de bisschopen speelde de erfelijkheid minder, hoewel sommige bisdommen wel het privilege van één adellijke familie leken.

In de noordwesthoek van Europa die wij thans staatkundig respectievelijk de koninkrijken "Der Nederlanden" en "België" noemen, waren al in de vroege Middeleeuwen ook graafschappen en hertogdommen en natuurlijk ook bisdommen, want ook daarvan waren er een aantal en veelal waren ook daar de bisschoppen wereldlijke heren. In die eerste tijd was in het noorden van de Nederlanden het bisdom Utrecht, ook wel Oud-Munster genaamd verreweg de grootste staatkundige eenheid. Maar, ingeklemd tussen de graafschappen Holland en Zutphen, knabbelden die hoe langer hoe meer gebied van het bisdom om het te voegen bij hun eigen territorium.

Zutphen werd tenslotte zelfs, verenigd met "Gelre" een hertogdom. Dat "verval" van het bisdom Utrecht werd ook in de hand gewerkt, omdat daar iedere keer uit een andere adellijke familie een bisschop werd gekozen met weer andere familiebelangen en in de graafschappen indien er een bepaalde familie generatieslang aan het bewind bleef een meer stabiele machtspositie werd opgebouwd.

DE NASSAU'S

Zo'n grafelijke adellijke familie, een van de velen, was het Huis Nassau. Volgens sommige, in de 17-de of de 18-de eeuw samengestelde stambomen, kon de familiestamboom reiken tot in het midden van de 7-de eeuw of zelfs nog vroeger. Maar de man die met enige waarschijnlijkheid geacht kan worden echt te hebben bestaan, is pas Dudo van Laurenburg die leefde omstreeks het begin van de 12-de eeuw en het slot Nassau liet bouwen.

Al gauw komen we dan nederlandse namen tegen. Dudo's zoon Rupert huwde ene Beatrix van Limburg en haar moeder was weer Jutta van Gelre. Wel in ogenschouw nemen dat zowel Limburg als Gelre toen op een andere plaats te vinden waren dan tegenwoordig.

Ook moet worden bedacht dat de graven van Laurenburg ietwat onduidelijke voorvaderen zijn van de eerste echt historische graaf van Nassau.

Dat was Walram I en dan zitten we al in de 2-de helft van de 12-de eeuw.

Walrams zoon Hendrik II huwde een echte gelderse, Mechteld, de dochter van Otto I, graaf van Gelre en Zutphen.

Hendriks zesde kind, zijn zoon Jan, had daarna meteen ook echt bindingen met het latere Nederland, doordat hij werd gekozen als de 39-ste bisschop van Utrecht. Zijn bestuur was niet bepaald een succes en hij moest in 1288 afstand doen van de regering, zonder ooit echt tot bisschop gewijd te zijn. Hij werd eigenlijk verbannen naar het Oversticht (Overijssel en Drente) en overleed in Deventer in 1309.

Te zelfder tijd steeg het aanzien van de Nassau's door de verkiezing van Adolf van Nassau (uit de Walramse tak) tot Rooms Koning. Hij werd nooit keizer van het Heilige Roomse Rijk en als hij niet in 1296 was geneuveld in de slag bij Spiers zou hij toch waarschijnlijk nooit keizer zijn geworden, want er waren in die tijd nog meer Rooms-koningen die betere kansen hadden dan hij. Hij trouwde een gravin van Limburg, maar dat was wel Limburg aan de Lahn.

In die tijd is Hendrik I (uit de Ottoonse tak) een van Adolfs legeraanvoerders. Hij is ook Adolfs stadhouder in Thuringen. Zijn vrouw is een gravin van Blankenberg en zijn schoonmoeder een gravin van Leuven. Zijn zoon Otto II trouwde met Adelheid, gravin van Vianden (in het huidige Luxemburg) en de zoon van Otto, Jan I trouwt een gravin van der Marck. Steeds in of nabij de latere Benelux-landen.

Er is al sprake geweest van een Ottoonse en een Walramse "Tak" van het Huis Nassau. Die twee takken ontstonden doordat er in de dertiende eeuw twee zonen van graaf Hendrik II bijgenaamd "de Rijke", hun erfgoed verdeelden in 1255. Die zonen waren Walram en Otto en hun beider nazaten, wormden de Walramse en de Ottoonse takken van het Huis Nassau.

ENGELBERT I

Een van de zonen van Jan I uit de Ottoonse tak is Engelbert die is geboren omstreeks (men weet het niet zeker) 1370. Hij was de derde zoon en zijn oudere broers regeerden aanvankelijk samen over de landen van hun vader. De oudste, Adolf, trouwde een erfdochter, een gravin van Dietz en hij werd later door de toenmalige Duitse keizer "beleend" met Dietz. Hij had uit dit huwelijk alleen een dochter en zijn mede-regerende broer Jan II bleef ongehuwd. Zo werd Engelbert Graaf Engelbert I van Nassau.

Hij was domproost van Munster, en Raadsheer van de Hertog van Brabant! Hij stichtte de universiteit van Leuven in 1442 en... kocht de heerlijkheid Drimmelen, erfde het graafschap

Vianden, evenals St.-Vith en verder Corroy en werd heer van Geertruidenberg, Niervaart, Zundert, Princenhage, Sprundel, Castricum. Monster, Rijswijk, en Naaldwijk. Een al bij al flinke verzameling bezittingen in de Nederlanden en dan trouwde hij ook nog eens in 1403 met een erfdochter, Johanna van Polanen de enige dochter van Jan III van de Lek, de Baron van Breda.

Nou, dat was meteen een stevige vestiging van een telg uit het Huis Nassau in deze streken.

Uit het huwelijk werden 6 kinderen geboren, 4 zonen en 2 dochters en buiten dat had Engelbert nog 2 bastaardkinderen ook.

Nu was Engelbert als graaf van Nassau een leenman van de Duitse keizer, maar als graaf, baron of heer van zijn overige verzameling eigendommen achterleenman en nog wel van verschillende leenmannen ook. Hij behoorde als graaf van Nassau tot bijna dezelfde stand als de hertog van Brabant, (zeer belangrijk in die tijd van rangen en standen.) maar als raadsheer van de hertog van Brabant, was hij aan het brabantse hof tevens een hoveling van de hertog.

Dergelijke gecompliseerde situaties waren er meer.

Een voorbeeld. Philips, de enige zoon en beoogd opvolger van Keizer Maximiliaan, was als erfgenaam van zijn moeder Maria van Bourgondië, onder andere graaf van Vlaanderen. Vlaanderen was een leen van de koning van Frankrijk. Ondanks dat zijn vader het hem verbood, ging de beoogd keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie de koning van Frankrijk, een vijand van zijn vader, de "leenhulde" brengen. Dus, hem herkennen als zijn souverein, waarna de koning "zijn" graaf van Vlaanderen, bevestigde als zijn leenman.

HET HUIS BOURGONDIE.

De voorgaande tussenopmerking brengt ons bij die merkwaardige familieverzameling van bezittingen van de eigenlijk even merkwaardige familie Bourgondië.

Het was een zijtak van het franse vorstenhuis Valois. Toen koning Jan III van Frankrijk in zijn strijd tegen Engeland de Slag bij Poitiers verloor en daarbij door de engelsen gevangen genomen werd, vluchtten zijn 3 oudste zonen, maar zijn jongste zoon Philips bleef bij hem, deelde tot de vrede van Brétigny in 1360 zijn vaders gevangenschap en werd daarna door koning Jan beloond voor zijn trouw met het hertogdom Bougondië. Zonder nu verder op de details in te gaan, kan worden verteld dat binnen een paar generaties Philips en zijn nazaten het voor elkaar kregen om behalve Bourgondië, ook nog de hertogdommen Brabant en Luxemburg en de graafschappen France-Comté, Artesië, Vlaanderen, Henegouwen, Holland en Zeeland in bezit te krijgen. Hun landen waren allemaal "lenen", maar niet van dezelfde souverein. Nee, sommigen waren net als het "stamland" Bourgondië lenen van de franse koning, anderen van de duitse keizer. Er werden in de verschilende landen ook verschillende talen gesproken, maar dat gaf toenmaals geen moeilijkheden. Alle betere standen spraken ongeacht de taal van hun land of volk, frans, alle geleerden latijn. Maar, al die landen en landjes hadden wel hun eigen privileges en dat gaf op den duur wel moeilijkheden. Reeds de grootvader van genoemde Maria van Bourgondië, had voorzichtig geprobeerd zijn landen wat nauwer aaneen te sluiten, bijvoorbeeld door het instellen van de "Orde van het Gulden Vlies", waar alle hogere edelen in zijn landen, met allemaal weer andere prvileges, lid van konden worden, met de bedoeling er achter dat ze dan ook dezelfde belangen zouden krijgen als hun "landsheer", de hertog van Bourgondië. Verder had hertog Philps, bijgenaamd "de Goede" de "staten" (standen) van zijn landen bijeen geroepen als "Staten-Generaal" (nog steeds wordt het Nederlandse parlement ook met die naam aangeduid) en voorts had hij nog een "Raad van State" ingesteld, (ook dat is nog steeds een van de organen van het nederlandse bestuur) die als gezamenlijk adviesorgaan voor al zijn staten mocht functioneren.

De vader van Maria (hertog Karel) had niet het geduld van zijn vader en probeerde de verlangde eenwording te forceren door de duitse Keizer, (Frederik III) te bewegen van de Bourgondische landen een koninkrijk te maken waardoor de hertog ook van leenman souverein zou worden. Nog afgezien van het feit dat de keizer geen zeggenschap had over het onder de souvereiniteit van de franse koning vallende deel van de Bourgondische landen, voelde de onder zware druk gezette keizer weinig voor het plan van hertog Karel en de hele opzet ging niet door.

Later sneuvelde de hertog die de bijnaam van "de Stoute" had, wat toenmaals niet de ondeugende, maar de dappere betekende, tegen de Zwitsers in de Slag bij Nancy en geraakte Maria, zijn erfdochter lelijk in het nauw toen ze werd aangevallen door de franse koning die haar alle onder zijn souvereiniteit vallende lenen wilde ontnemen.

Door een huwelijk van Maria met de zoon en beoogde opvolger van keizer Frederik III mislukte dat voor Vlaanderen en Artesië maar het stamland van de familie, Bourgondië zelf, kwam weer aan de franse kroon en ging voor Maria's zoon en kleinzoon verloren.