Het vorstenhuis Nassau      door J. H. Gouka
Index

Hoofdstuk 1
Het leenstelsel
Hoofdstuk 2
De linie nassau-breda
Hoofdstuk 3
Willem van Oranje (1533-1584)
Hoofdstuk 4
Maurits (1567-1625
Hoofdstuk 5
Het stadschouderschap van Willem II
Hoofdstuk 6
De andere takken van het huis van Nassau
Hoofdstuk 7
Het derde huis van Oranje-Nassau
Hoofdstuk 8
De Walramse linie van het huis nassau
Hoofdstuk 9
De tak Nassau-Idstein en de tak Nassau-Weilburg na 1627
Hoofdstuk 10
Stadhouden Willem IV
Hoofdstuk 11
De oranje-nassau's in ballingschap
Hoofdstuk 12
De koningen der Nederlanden en de Hertogen van Nassau
Hoofdstuk 13
Koningin Wilhelmina
Hoofdstuk 14
Bernhard zur Lippe Biesterfeldt
Hoofdstuk 15
Naspel

(C) 2006 prive-uitgave J.H. Gouka
Niets uit deze webpagina's mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this site may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without permission from the publisher.

Hit Counters

Hoofdstuk 4

MAURITS (1567-1625). FREDERIK-HENDRIK (1584-1647). ZIJN ZUSTERS. HET HUWELIJK MET AMALIA VAN SOLMS. STADHOUDER EN LEGERAANVOERDER, DE POLITICUS, DE GELOVIGE. HET HOF, DE FAMILIE.

Maurits was de tweede zoon van Willem van Oranje en hij kreeg slechts wegens de gevangenschap van zijn oudere broer in Spanje, een bestuurlijke en militaire taak als opvolger van zijn vader toegewezen. Hij was geboren in Dillenburg toen de familie daarheen was vertrokken voor de komst van de hertog van Alva. In zijn jeugd was hij vaak ziek en hij kwam pas als knaap naar Holland toen de familie daarheen was uitgeweken en in Delft verbleef en hij in Leiden aan de toen nieuwe universiteit ging studeren. Hij had daar slechts belangstelling voor de matematische vakken en voor talen. Hij werd in 1585 (op nauwelijks 18-jarige leeftijd!!) stadhouder en kapitein-generaal van Holland en Zeeland. Na 1590 werd hij ook nog stadhouder van Utrecht, Gelderland en Overijssel. Hij wist met zijn veroveringen in genoemde provincies "de tuin van Nederland" , te sluiten. Zijn neef werd stadhouder, behalve van Friesland, van Groningen en Drente. Hij was de neef van Maurits en ook zijn vriend en wapenbroeder. Behalve dat ook nog zijn zwager door zijn huwelijk met Maurits' zuster Anna, evenals hij geboren uit het huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saksen. Anna stierf echter al een jaar na het huwelijk in de kraam en Willem Lodewijk bleef net als Maurits verder alleen.

Maurits werd beschouwd als een van de grootste en deskundigste veldheren van zijn tijd. Hij kreeg allengs, zeker na de politieke overwinning op de Remonstranten tijdens het "twaalfjarig bestand" dictatoriale macht in het land en had met gemak souvereine rechten kunnen krijgen als hij dat had gewild. Bij alles wat hij deed bleef hij echter wel de "jongere zoon". De militair. Niet een vorst met oog op dynastieke belangen. Hij was niet wettig getrouwd en had slechts bastaarden als nakomelingen. Er zijn er acht van hem bekend geworden. Dynastiek ging hij pas denken na de dood van zijn oudste broer, toen hij de wettige prins van Oranje was geworden, in 1618.

In 1620 stierf zijn neef, zwager en levenslange vriend Willem Lodewijk, die als stadhouder van Friesland werd opgevolgd door zijn jongere broer. Die broer, Ernst-Casimir, was getrouwd en had kinderen. In Leeuwarden maakte Ernst-Casimirs vrouw, Sophia Hedwig, zelf een geboren hertogin van Brunswijk, van het stadhouderlijk hof aldaar een echt bijna vorstelijk Hof. Een laat voorbeeld voor Maurits hoe het ook kon.

De politieke overwinning op de Remonstranten wordt zelden als een politieke overwinning gezien of herkend. De roerselen in de Nederduits Gereformeerde Kerk rond de "predestinatie" of wel de uitverkiezing, was immers een kerkelijke, een theologische strijd tussen de "rekkelijken" en de "preciesen"? Nee, eigenlijk niet. Men heeft de theologische geschillen tussen aanvankelijk de Leidse hoogleraren Gomarus en Arminius aangegrepen om een politiek geschil uit te vechten en te beslissen.

Het politieke geschil ging om de financiering van het leger! De maatschappij had lang genoeg krom gelegen om dat leger te betalen en in stand te houden. Waarvoor was dat nog nodig, nu er (in 1609) een 12-jarig bestand met Spanje was gesloten. Men had 12 jaar de tijd om door onderhandelingen dat bestand om te zetten in een daadwerkelijke vrede. Op voorhand kon men dus dat leger wel inkrimpen. Het lagere volk was voor voortzeting van de strijd, die door de dominees, juist de "preciesen", allang niet meer een strijd om de privileges was, maar een geloofsstrijd tegen de paapse Spanjolen en hun Roomse aanhang. Hierbij moet worden bedacht dat ondanks verbod van de Katholieke Kerk en de begunstiging van de Nederduits-Gereformeerde Kerk, de meerderheid van de bevolking nog altijd Katholiek was. De regentenstand die sterke banden had met de handel, daar grotendeels zelf toe behoorde, dacht aan de belastingen die moesten worden opgebracht om dat leger (en die vloot, maar als verdedigers tegen kapers van de handelswaar, in de ogen van de regenten veel belangrijker dan het leger) te betalen en in stand te houden.

Aanvankelijk had Maurits zich afzijdig gehouden in het "kerkelijke" conflict, anders dan zijn meer in het Geloof geïnteresseerde neef, de Friese Willem Lodewijk. Maar toen de Landsadvocaat zich in de strijd mengde aan Remonstrantse zijde, koos Maurits resoluut de andere kant, de Contra-Remonstrantse. De paradox deed zich toen voor dat aan Remonstrantse zijde de tijdens zijn leven steeds rechtzinniger geworden Oldenbarneveldt stond; en aan de zo rechtzinnige kant van de Contra-Remonstranten, de stadhouder die in intieme kring spotte dat hij: "niet wist of de predestinatie rood of groen was".

De overwinning in theologisch kerkelijke zin, gaf Maurits als stadhouder de kans overal in het land in de steden "de wet te verzetten", wat betekende dat hij de regenten afzette en verving door nogal eens door de Gomaristische predikanten aangewezen personen. Het duurde nogal even eer de regentenstand zijn posities weer had heroverd. Maurits had toen zeer gemakkelijk de souvereiniteit kunnen verkrijgen, maar... verder dan op de voorwaarden destijds aan zijn vader gesteld, ging men niet. Maurits was ook toen weer meer de militaire jongere zoon dan de dynastiek denkende vorst. Toen de souvereiniteitskwestie eens ter sprake kwam, liet Maurits zich woedend ontvallen "liever van de haagse kerktoren te willen springen dan, op de voor een Nassau zo vernederende voorwaarden als aan zijn vader aangeboden, die souvereiniteit te aanvaarden."

Maurits is nooit getrouwd, maar had wel een aantal relaties waarvan die met jonkvrouwe Margaretha van Mechelen (1581-1662) de duurzaamste was. Zij was in de verte nog familie van hem. Van moeders zijde was ze namelijk een Nassau-Conroy, afstammelinge van een Katholiek gebleven bastaardzoon van graaf Hendrik III. Zij was hofdame van Louise de Coligny en had de aandacht getrokken van Maurits. Hij had bij haar drie zonen. Een van hen, Lodewijk heer van Beverweerd werd nogal bekend doordat hij in de periode van het zogenaamde "Eerste stadhouderloze tijdperk" tot over de rand van landverraad ging tijdens de tweede Engelse oorlog. Verder omdat tijdens het koningschap van Willem III over Engeland, Beverweerds dochters introuwde in de hoge Engelse adel. Van Maurits zijn in totaal acht onwettige kinderen bekend. Van Beverweerds zonen is vooral Willem Adriaan van Nassau-Odijk bekend geworden omdat hij zeer corrupt was en zich voor iedere gunst die hij kon verlenen als vertegenwoordiger van Willem III als "eerste edele van Zeeland" als markies van Veere en Vlissingen, veel tot heel veel liet betalen.

Maurits zuster Emilia is bekend geworden omdat zij zeer tegen Maurits zin en zonder zijn toestemming trouwde met een avonturier en ook nog voor die man die beweerde recht te hebben op de troon van Portugal, Rooms-Katholiek werd. Zij kreeg van hem een aantal kinderen waarna hij haar in de steek liet en zij verder door haar broer Maurits onderhouden moest worden.

Pas aan het einde van zijn leven toonde de inmiddels Prins van Oranje geworden Maurits enig dynastiek besef, maar dat had wel een enorme ommekeer in het leven van zijn half-broer ten gevolge. Maurits stelde de toen al 41-jarige Frederik-Hendrik die net zo min als hij van plan was te trouwen, voor de keuze, of nog voor het overlijden van zijn broer in het huwelijk te treden, of Maurits zou zelf alsnog trouwen met Margaretha van Mechelen en aldus zijn zonen "echten". Dat betekende voor Frederik Hendrik dat de hele Oranje-Nassau erfenis aan zijn neus voorbij zou gaan...

FREDERIK-HENDRIK (1584-1647). ZIJN ZUSTERS.

Eerst even terug, helemaal naar 1584, na de moord op Willem van Oranje.

Het was al bergafwaards gegaan met de prins en zijn gezin toen vrij kort na het vierde huwelijk van de prins met Louise De Coligny, de familie werd gedwongen het bedreigde Antwerpen te verlaten. Eerst werd naar Middelburg gegaan en pas heel kort voor de geboorte van Louises zoon, werd een moeilijke reis gemaakt, zeker voor de hoogzwangere prinses, via Rotterdam naar Delft. Daar kwam de familie terecht in het Sint-Agatha klooster, niet echt berekend op een gezin met kleine kinderen, maar wel beter dan het zogenaamde Stadhouderlijk kwartier in Den Haag, veiliger ook.

In het Sint-Agatha klooster werd einde januari 1584 de derde en jongste zoon van Willem van Oranje geboren. Een paar maanden later werd de vader vermoord. Het hardnekkige gerucht dat de prinses-weduwe met haar zoontje en de vele dochtertjes uit eerdere huwelijken van haar man, van plan was naar Frankrijk te vertrekken, maakte dat de Staten van Holland pogingen deden haar in hun provincie te houden. Ze kregen het voor elkaar dat de prinses zoals haar eerste voornemen was, niet naar Middelburg terugging, maar naar Leiden, waar ze een huis op het Rapenburg, sindsdien "Het Prinsenhof" geheten, betrok met haar grote gezin en waar haar stiefzoon Maurits studeerde aan de universiteit daar. Toch vertrekt de weduwe in het vroege jaar 1585 naar Middelburg. Nog steeds van plan naar Frankrijk te gaan, verblijft prinses Louise met haar kinderen tot medio 1591 in de Abdij van Middelburg. In 1591 echter, slagen de Staten van Holland er in haar naar Den Haag te doen komen, waar voor haar en haar gezin door de Staten een groot maar rommelig huis aan het Noordeinde aan de rand van de stad wordt gehuurd, later bekend als "het oude Hof", nog later als het "Paleis Noordeinde". In 1609 wordt het huurhuis voor haar gekocht en voor zover zij niet in Frankrijk verblijft, zal het voormalige Huis van Brandwijk haar vaste residentie blijven. Intussen raken in de negentiger jaren van de zestiende eeuw de dochters getrouwd en gaan "het huis uit".

Maria, de dochter van Anna van Buren, trouwt laat en tegen de zin van haar familie met de graaf van Hohenlo, in Buren, in 1595. Het huwelijk blijft kinderloos.

Anna, de oudste dochter van Anna van Saksen, trouwt in Franeker, in 1587 met haar neef Willem Lodewijk de Friese stadhouder. Het huwelijk duurt maar een jaar als Anna bij de geboorte van een dood kind overlijdt. Haar man is nooit hertrouwd.

Emilia de tweede dochter van Anna van Saksen, verblijft een tijdlang bij haar broer Maurits en neemt voor zover dat mogelijk is in de meer op een legerkwartier dan op een Stadhouderlijk Hof gelijkende behuizing van haar broer, daar de honneurs waar. In 1597 trouwt ze tegen de zin van haar broer met de avonturier Emanuel van Portugal, (ze wordt voor hem Rooms-Katholiek) die haar later in de steek laat, waarna ze met haar kinderen door haar broer op een kasteel in Wijchen wordt ondergebracht.

Louise-Juliana is de oudste dochter van Charlotte de Bourbon. Zij trouwt in Dillenburg in 1593 met Frederik IV, de keurvorst van de Palts. Frederik stamde uit een protestant geworden zijtak van het Beierse vorstenhuis Wittelsbach. Frederik was een meer dronken dan nuchter persoon die al in 1610 stierf, zijn weduwe overleefde hem bijna 34 jaar. Frederik V, zijn zoon, liet zich verleiden de hem door de Protestanten van Bohemen aangeboden kroon te aanvaarden. Hij regeerde daar slechts één winter, waarna hij met zijn gezin moest vluchten en ook niet naar de Palts, waar zijn moeder voor hem het regentschap had waargenomen, kon terugkeren. De kleinzoon van Willem van Oranje verbleef sedertdien in Den Haag, waar we nog van hem zullen horen.

Elisabeth is de in 1577 in Middelburg geboren tweede dochter van Charlotte de Bourbon. In den Haag trouwt zij op nog maar net 18-jarige leeftijd met met de 40-jarige hertog van Bouillon. Hoewel Elisabeth zelf protestant bleef, was slechts één generatie later de hele familie weer Katholiek. Hun zoon werd de later beroemde maarschalk Turenne die op last van zijn koning Lodewijk XIV ondanks een gesloten verdrag, het land binnenviel in 1672. De koning verklaarde doodleuk dat een verdrag, gesloten met een burger (Johan de Wit) voor een koning geen "geldigheid" had.

Catharina Belgica was de derde dochter uit het derde huwelijk van Willem van Oranje. Het op dat tijdstip 6-jarige meisje werd kort na de moord op haar vader door haar tante Catharina, de gravin van Schwartzburg (zij was getuige van de moord op haar broer Willem in Delft) meegenomen naar Duitsland en opgevoed op de Dillenburg. Op haar 18-de werd zij uitgehuwelijkt aan de 20-jarige Philips Lodewijk II graaf van Hanau-Münzenberg. Net als Frederik van de Palts, verloor ook Hanau zijn land door het wisselend lot tijdens de dertigjarige oorlog en zijn weduwe gaat terug naar Holland, overlijdt daar in 1648 te Delft en wordt daar bijgezet in de grafkelder van de Oranjes. Die grafkelder was tijdelijk doordat de familie-grafkelder in de kerk in Breda niet bereikbaar was omdat Breda toen in Spaanse handen was en weer in Spaanse handen was bij de dood van stadhouder Maurits.

Charlotte Flandrina de vierde dochter uit het huwelijk van Willem van Oranje met Charlotte de Bourbon, geboren in Antwerpen in 1579, is als klein meisje naar de vader van haar moeder gebracht, nadat de hertog van Monpensier zijn dochter had beloofd dat zijn kleindochtertje Calvinistisch zou worden opgevoed. Eenmaal in Frankrijk kreeg ze een katholieke opvoeding en werd in een klooster gestopt waar ze non en tenslotte abdis werd. Zij werd 60 jaar oud en stierf in 1640.

Charlotte Brabantina was een jaar jonger dan haar gelijknamige zuster en geboren in 1580. Zij huwde in 1598, zij was toen 17 jaar, met Claude de la Trémouille, hertog van Thouars. Hij was 14 jaar ouder dan zij en stierf reeds in 1604. Haar zoon Charles die zich prins van Tarente noemde, deed later vruchteloos pogingen met zijn nichtje Louise Henriëtte, de oudste dochter van stadhouder Frederik Hendrik te trouwen.

De zesde en laatste dochter van Charlotte de Bourbon was Emilia Secunda Antwerpiana. Zij was pas vijf maanden oud toen haar moeder stierf. Zij trouwde, zeker in vergelijking met haar zusters, laat. Pas in juni 1616, zij was toen al 35 jaar oud, trouwde zij met Frederik Casimir de paltsgraaf van Zweibrücken-Landsberg. Net als haar zusters Louise Juliana en Catherina Belgica, moest ook zij de gevolgen ondervinden van de oorlogshandelingen en het wisselend lot dat daarmee samenhing, gedurende de Dertig-jarige oorlog. Zij en haar echtgenoot vonden tijdelijk een toevluchtsoord bij haar zuster Charlotte Brabantina, in Montfort in Bourgondië, waar Frederik Casimir stierf. Zelf overleed zij in 1657 in Landsberg.

HET HUWELIJK MET AMALIA VAN SOLMS.

Frederik Hendrik stond dus in het voorjaar van 1625 voor de keus, of met spoed trouwen, of de erfenis die hem bij het overlijden van zijn half-broer te wachten stond, aan zijn neus voorbij te zien gaan.

Hij koos voor het huwelijk, maar waar haalde hij zo snel een acceptabele bruid vandaan?! Daarvoor gaan we even terug in de geschiedenis.

Zijn zuster Louise Juliana was getrouwd met de keurvorst van de Palts en had een zoon die zich had laten verleiden om koning van Bohemen te worden in plaats van de door de Protestanten van dat land die het toen even voor het zeggen hadden, afgezette Habsburger, Keizer Ferdinant. Dat koningschap duurde maar één winter lang waarna na het verliezen van de slag bij de Wittenberg, koning Philips werd verslagen, de Katholieken weer de baas in het land werden en Ferdinant van Habsburg weer opnieuw koning van Bohemen. Sindsdien had Philips de bijnaam de Winterkoning. Hij kon ook niet meer naar zijn eveneens door de Katholieken beheerst land terug en kwam met zijn gezin in Den Haag terecht. Dat gezin bestond behalve hemzelf uit zijn vrouw Elisabeth, de dochter van koning James I van Groot-Brittannië en zijn vele kinderen. Het werden er tenslotte dertien! Dat neerstrijken van de grote familie in Den Haag, was in 1621, aan het einde van het Twaalf-jarig bestand. Daar dat niet kon worden omgezet in een definitieve vrede, werden de oorlogshandelingen weer voortgezet. Zijn oom stadhouder prins Maurits schoot Philips te hulp en verleende hem en zijn gezin onderdak. De in 1597 geboren Philips was in 1613 op 16-jarige leeftijd getrouwd in Londen met de eveneens 16-jarige prinses Elisabeth, de dochter van koning James I en van koningin Anna, geboren prinses van Denemarken.

Zoals alle Stuarts, had de prinses geen rekenen geleerd en er ook geen enkel benul van. Practisch zonder inkomsten arriveerde het paar met hun kinderen in Den Haag en werden door oom Maurits ondergebracht in het "Hof van Wassenaer" op de Kneuterdijk. Veel te klein en te armoedig, vond de ex-koning en huurde er het naastgelegen voormalige huis van Oldenbarneveldt bij. Zonder ook maar iets te betalen, voerde "De Winterkoningen" er een grote staat met een voor Den Haag ongewone weelde. Vreemd genoeg waren de Hollanders in hun "republiek" zó onder de indruk van "Het Hof" en de "Koninklijke Familie", dat de Winterkoningen een voor die tijd astronomische schuld konden opbouwen, waarvan het overgrote deel nooit is betaald. Behalve in Den Haag waren er nog behuizingen in Leiden en Rhenen. Aan dit Hof dat van schulden aan elkaar hing, was een "arm nichtje" van de Winterkoning hofdame van de koningin. Om dat nichtje gaat het en dan moeten we weer even een terugblik werpen.

Een van de zusters van Willem van Oranje-Nassau, was de in 1542 geboren gravin Elisabeth, die in 1559 op 16-jarige leeftijd huwde met de bijna 2 jaar oudere graaf Coenraad van Solms-Braunsfels. Hoewel een graaf als de graven van Nassau, was Coenraad als graaf van Solms veel onbeduidender. Het paar kreeg o.a. in 1563 een zoon, Johan Albrecht die trouwde met Agnes van Sayn Witgenstein en zij kregen vier kinderen, een zoon Johan Albrecht en drie dochters, Amalia, Ursula en Louise-Christina. Johan Albrecht was een van de hovelingen aan het hof van de keurvorsten van de Palts in Heidelberg. Er was weinig of geen geld voor een bruidschat voor de meisjes en Ursula trouwde met de ook berooide graaf van Dohna, Louise Christina met een oudere weduwnaar, Johan Wolfert van Brederode en Amalia was dus hofdame bij haar aangetrouwde nicht de Winterkoningin, eerst in Heidelberg, dan in Praag en ze ging ook mee naar Den Haag. Deze "assepoester" was geboren in 1602 en op het moment dat de "prins" bij haar aanklopte ruim 22 jaar oud. Hoewel haar droomprins al 41 jaar oud was, was het voor Amalia een onverwacht sprookje dat werkelijkheid werd. Alles gebeurde vrij plotseling, want de bruidegom moest naar het legerkamp. Het huwelijk kon niet eens op de normale manier op termijn worden afgekondigd en daar verleende de Raad van Holland dispensatie voor. Ook werd het huwelijk voltrokken zonder de gebruikelijke pracht en praal, de bruid trouwde uit van het paleis van de Winterkoning op de Kneuterdijk en het huwelijk werd kerkelijk ingezegend in de nabije kloosterkerk. Maar, dat alles nam niet weg dat de straatarme gravin van Solms daarna de (in de zeer nabije toekomst) prinses van Oranje was en hoewel zij voorlopig door Frederik Hendrik werd geïnstalleerd op het oude hof, zij kon aldra beginnen met het rommelige legerkamp van de gebroeders Nassau om te vormen tot een echt vorstelijk hof met de daarbij behorende hofhouding.

Hoe een vorstelijk staat moest worden gevoerd, had ze geleerd van de winterkoningin, maar die deed dat zonder noemenswaardige inkomsten door het opbouwen van gigantische schulden. Amalia had echter een rijke man en zij hoefde geen verstand van geld te hebben. Hij had genoeg, zover was de familie Nassau inmiddels na de dood van de berooide Willem de Zwijger wel opgeklommen en zij kreeg van haar echtgenoot de vrijheid om het met handen vol uit te geven. Het huwelijk werd op 4 april 1625 gesloten, op 12 april vertrok Frederik Hendrik naar het leger en op 23 april overleed stadhouder prins Maurits.

STADHOUDER EN LEGERAANVOERDER, DE POLITICUS, DE GELOVIGE.

Een paar dagen na het overlijden van Maurits werd Frederik Hendrik (toen nog alleen Hendrik genoemd) door de Staten via een delegatie naar het legerkamp van drie personen die Holland, Gelderland en Overijssel vertegenwoordigden, tot Stadhouder (van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel) benoemd en tot kapitein-generaal-admiraal van het Staatse leger en de vloot. Om dynastieke redenen had Maurits geweigerd die voor zijn dood aan zijn broer en opvolger over te dragen. Aldus vond er een soort koninklijke overdracht van functies en titels plaats, á la "le roy est mort, vive le roy".

Friesland, Groningen en Drente hadden in de persoon van Willem Lodewijk hun eigen stadhouder gehad tot 1620 en wel hadden toen Groningen en Drente ook Maurits tot stadhouder benoemd, maar de Friezen hadden koppig vastgehouden aan een eigen stadhouder en de broer van Willem Lodewijk, Ernst Casimir benoemd. In 1625 kozen zowel Groningen als Drente, alsnog voor het stadhouderschap van Ernst Casimir. Wel was Maurits en na hem Frederik Hendrik de opperbevelhebber van leger en vloot en als hoogste officier na Frederik Hendrik legde als eerste de friese stadhouder de eed van trouw af aan de nieuwe opperbevelhebber. Wel moet worden opgemerkt dat het de bijna 10 jaar oudere en ervaren friese stadhouder soms moeilijk viel in Frederik Hendrik zijn meerdere te erkennen. Ook tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch zijn er spanningen geweest tussen de prinselijke opperbevelhebber en zijn grafelijke friese neef Ernst Casimir.

Drie jaar later, bij het beleg van Venlo, sneuvelt neef Ernst Casimir, maar weinig betreurd door Frederik Hendrik. Eigenlijk is nooit de vraag gesteld, hoe het kwam dat er een kogel precies in het hoofd van de friese stadhouder terecht kwam, terwijl in die tijd de bevelhebbers heel duidelijk, ook Frederik Hendrik (aan een wilde bos veren op helm of hoed) te herkennen waren en de vijand dan juist niet (!!) in die richting schoot. Nog vreemder toeval is het dat Ernst Casimirs oudste zoon Hendrik Casimir I, die tegen de wens van Frederik Hendrik zijn vader opvolgde als stadhouder van Friesland, in 1640 bij het beleg van Hulst zwaar gewond geraakte en een week later aan die verwondigen overleed. Opnieuw als in 1632, trachtte Frederik Hendrik ook stadhouder van Friesland te worden, maar ook nu hielden de friezen koppig vast aan hun eigen stadhouderlijke familie en kozen voor de broer van Hendrik Casimir, Willem Frederik. Deze stadhouder van Friesland werd in 1652 van graaf verheven tot vorst van Nassau-Dietz. In Friesland werd zijn stadhouderschap na enige jaren erfelijk verklaard, zodat toen hij door een ongeluk overleed in 1664, zijn toen pas 7-jarig zoontje hem onder regentschap van zijn moeder kon opvolgen.

Met Frederik Hendrik kreeg de in 1621 voortgezette oorlog tegen Spanje een nieuwe impuls. In 1627 werd Groenlo (of Grol) veroverd. Maar in 1629 boekte de stadhouder zijn grootste overwinning door het beleg voor Den Bosch te slaan en de onneembaar geachte stad te veroveren. Dat werd financieel mogelijk gemaakt doordat Piet Heijn als kaper in dienst van de West-Indische Compagnie, kans had gezien een "zilvervloot" zoals er regelmatig tussen de geplunderde Spaanse koloniën in Zuid-Amerika en Spanje heen en weer voeren, geheel in handen te krijgen. Doorgaans waren de heren Staten niet zo scheutig meer wat betreft de financiering van het leger, maar nu kon het er af. Het verlies van 's-Hertogenbosch was een zware slag voor het Spaanse bewind. Het voorstel van Spaanse zijde om van Den Bosch af te zien in ruil voor het door Spanje opgeven van het in 1621 veroverde Breda, werd door Staten en stadhouder afgewezen. Trouwens, na Den Bosch in 1629, volgde in 1632 de verovering van Venlo, Roermond en Maastricht en in 1637 kwam ook Breda weer in Staatse handen! Na Brabant en Limburg (eigenlijk behoorden Venlo en Roermond tot Gelderland) verplaatsten de oorlogshandelingen zich ook naar Vlaanderen, waar de beide oevers van de mond van de Schelde in handen van de Staten vielen en aldus Antwerpen heel stevig van de zee afgesloten kon blijven. In 1644 werd Sas van Gent, in 1645 Hulst veroverd. De op militair gebied grootste wens van Frederik Hendrik ging echter nooit in vervulling. Dat was namelijk de verovering van Antwerpem, de stad waar hij naar alle waarschijnlijheid was verwekt en waar zijn vader burggraaf was geweest. Hij voerde trouwens nog steeds de titel "erfburggraaf van Antwerpen".

Frederik Hendrik liet tijdens het 12-jarig bestand bij het conflict tussen de Arminianen en de Gomaristen, dat van een theologisch in een politiek conflict veranderde, eerst vrij duidelijk blijken van zijn sympathie voor de Arminianen. Bij zijn moeder prinses Louise bleek dat nog duidelijker. Prins Maurits zette evenwel zijn broer(tje) hardhandig weer in het juiste spoor. Toch moet het de jongeman zeer hebben gedaan te moeten horen dat in Delft de koets met zijn moeder er in, werd belaagd en met bagger en stront werd bekogeld en men de hoge dame uitschold voor "Arminiaanse hoer". Louise vertrok, men kan het wel vluchten noemen, naar Frankrijk. Daarheen werd ze een eindweg begeleid door haar zoon die in Antwerpen afscheid van haar nam waarna hij naar het leger (in het Kleefse) vertrok en zij verder reisde naar Fontaineblau waar zij de korte tijd dat ze nog leefde, logeerde bij de koningin-moeder van Frankrijk. In haar laatste levensdagen was ze zeer bezorgd om het lot van haar zoon die naar ze vreesde in het leger zou worden vermoord, waarna men het als een sneuvelen zou voorstellen.

De Arminianen of Remonstranten rekenden er dus op dat Frederik Hendrik, eenmaal stadhouder en opperbevelhebber, een keer in hun lot teweeg zou brengen.

Dat hadden ze mis.

De prins was teveel een handige politicus om zijn positie in gevaar te brengen voor zijn vroegere vrienden. Officieel waren immers de Oranjes steunpilaren van de Gomaristen en de prins liet zich dat aanleunen.

Wel kon hij het niet laten soms de strenge predikanten die veelvuldig audiënties bij hem aanvroegen om hem lastig te vallen met allerlei waarschuwingen en klachten, subtiel te plagen. Bij zijn "Camer" in het stadhouderskwartier in Den Haag had de prins na de verbouwing een ruime antichambre, "De galderie" genaamd. Daar liet hij vooral de gereformeerde predikanten die hem wensten te spreken heel lang wachten. Dat was voor hen (nemen we aan) geen genoegen. De galderie hing namelijk vol met zijn verzameling schilderijen die bijna geheel bestond uit... voorstellingen uit de griekse mythologie met voornamelijk schaars of geheel niet geklede godinnen of, voorstellingen van Madonna's!!!

Het leukste voor de prins was dat ze er hem niet in het openbaar, vanaf de kansel, over konden aanvallen, want "het gewone kerkvolk" wist niet beter of de prins was een vrome Gomarist geworden en dat moest het blijven geloven.

HET HOF, DE FAMILIE.

Intussen werd in Den Haag gewerkt aan een steeds vorstelijker staat voor de stadhouder. In dit kader waren de friese stadhouders een sta in de weg. Hoewel de vrouw van Ernst Casimir van heel wat betere komaf was dan Amalia, werden de friese stadhouders als een beetje de arme familieleden gezien. Sophie Hedwig, de vrouw van Ernst Casimir was echter een geboren hertogin van Brunswijk (uit het al eeuwen beroemde geslacht "Welfen") en bovendien was ze naaste familie van de koning van Denemarken en daardoor ook van de koning van Engeland en Schotland. Koningin Anna, de vrouw van James I was een tante van Sophie Hedwig en ze was ook een volle nicht van de o zo trotse Winterkoningin. Het gelukte Frederik Hendrik, zoals we al hiervoor opmerkte echter niet om de friese stadhouderlijke familie kwijt te raken, al vielen er kort achter elkaar twee friese stadhouders weg door in dienst van het staatse leger te sneuvelen.

Wel werd er gestaag gewerkt aan het opvijzelen van de vorstelijke staat van de Hollandse stadhouderlijke familie. Zo werden er te Honselaarsdijk en te Rijswijk enorme moderne paleizen gebouwd en werden het Stadhouders Kwartier en het oude Hof in Den Haag eveneens gemoderniseerd en uitgebreid. Maar, zoals Frederik Hendrik zijn "doorn in het vlees" had doordat de Staten van Holland en vooral Amsterdam hem beletten Antwerpen te belegeren en in te nemen, zo had Amalia van Solms haar eigen "doorn" of als men wil haar boze fee in het sprookje door de permanente aanwezigheid in Den Haag van haar vroegere "bazin" de Winterkonigin. Al was Amalia de benijdde vrouw van "de Prins" in Den Haag, overal waar zij verscheen was ook de Winterkonigin aanwezig en die was hoger in rang en van geboorte en dus moest Amalia voor haar vroegere meesteresse overal en constant reverences maken zoals minderen die voor haar maakten...

Een andere verhoging van de staat van de familie moest worden bereikt door de huwelijken van de kinderen van Amalia van Solms.

Uit het in april 1625 gesloten huwelijk werden tussen die datum en september 1642 niet minder dan negen kinderen geboren, twee zonen en zeven dochters.

Dat waren in mei 1626 Willem, in november 1627 Louise-Henriëtte, in oktober 1628 Henriëtte Amalia die maar één maand oud werd, in augustus 1639 Elisabeth die slecht één dag oud werd, in april 1632 Isabella Charlotte die tien jaar mocht worden, in april 1634 Albertine Agnes, in februari 1637 Henriëtte Catharina, In november 1639 Hendrik Lodewijk, die één maand oud werd en tenslotte in september 1642 Maria.

Voor de enig overgebleven zoon, hadden de ouders als typische "nouveau riches", het oog laten vallen op de Engelse "Prinses Royal".

Als het Engelse koningshuis niet door het wanbeleid van koning Karel I zo in moeilijkheden zou zijn geraakt, was een dergelijke verbintenis ondenkbaar geweest. Maar, de moeilijkheden, vooral de financiële, groeiden de Stuarts boven het hoofd voor ze het in de gaten hadden. In Den Haag was daar in de persoon van de Winterkoningin een fraai voorbeeld van, maar de Oranjes bleven zich blindstaren op de koninklijke staat van die familie, al werd die nog zo wankel. Eigenlijk was het aanzoek van Frederik Hendrik voor zijn zoon om de hand van de Engelse prinses aan het Hof van Sint James een lachertje, maar het vooruitzicht op een enorme financiële bijdrage voor de partij van de koning, maakte dat men er op in ging, niet voor de oudste prinses, maar voor de jongste, toen een kind van vijf jaar!! Men was in Den Haag geporteerd voor de oudste, maar zou in geval daar geen kans op was met de jongste genoegen nemen. Hierbij moet wel worden bedacht dat als men de oudste Engelse prinses liet trouwen met een "prinsje" van Oranje, kans op een huwelijk met een troonopvolger voor de jongste, in welk europees koninkrijk dan ook, tot nul werd gereduceerd. Zo waren de manieren toendertijd. De almaar verslechterende positie van de koning in Engeland maakte echter de gelegenheid voor Frederik Hendriks zoon Willem rijp voor een huwelijk met de "Prinses Royal". Het zou de familie van Oranje-Nassau financeel aan de rand van de afgrond brengen. En wat kreeg Amalia van Solms er voor in de plaats? Nog een Koninklijke Hoogheid erbij in Den Haag, nog meer buigingen in het openbaar nu niet alleen voor Elisabeth, de aangetrouwde nicht van haar vader (en ook van haar man) maar nu ook nog voor haar schoondochtertje, een kind van negen jaar!! Intussen was het zelfs na de officiële huwelijksvoltrekking in Londen, waar de verbintenis van de 14-jarige jongen met een negen-jarig meisje door de bisschop van Ely plechtig kerkelijk werd ingezegend, nog niet zeker dat de prinses echt de vrouw van Frederik Hendriks zoon zou worden. Dat had ook prins Frederik Hendrik begrepen en hij had er op aangedrongen, dat de "bruid" bij de terugkeer van de "bruidegom" met hem mee naar Den Haag zou gaan. Daar kwam echter niets van in. Wel was de avond na de huwelijksplechtigheid, de jonge Willem in zijn nachthemd van zijn kamer naar die van de nog vijf jaar jongere prinses gebracht, die in hààr nachthemd op hem lag te wachten en de kinderen werden in tegenwoordigheid van de ouders van het meisje en nog een flink aantal "dames en heren", bij elkaar in bed gelegd waarna Willem werd uitgenodigd (of was het uitgedaagd?) om het huwelijk te consumeren. Toen hij daartoe "als Man" een onhandige poging deed, bleek men het nachthemd van het meisje aan de onderkant dichtgenaaid te hebben. Onder gillend gelach van de koningin en haar dames die even hoog beschaafd bleken te zijn als Hare Majesteit zelf, werd de belachelijk gemaakte jongen naar zijn kamer teruggeleid.

Zelfs toen nog, zou men, als de kansen voor de partij van de koning waren gekeerd, het huwelijk nonchalant hebben geannuleerd. Tenslotte kon een koningshuis geen rekening houden met een prinsje uit een republiek, maar die kansen keerden niet, helaas voor het Huis Oranje-Nassau.

Een jaar later was de positie van de koning zo precair geworden, dat men de koningin onder het mom van de Prinses Royal naar haar echtgenoot te brengen, met de Britse kroonjuwelen naar Holland deed reizen, om die kroonjuwelen daar te verpanden. Koningin Henriëtte gedroeg zich in Holland, waar ze zich ook vertoonde, zeer onheus en ook de stadhouder zelf moest zich als de hoge dame zich kwaad maakte en dat gebeurde herhaaldeijk, heel wat beledigingen laten welgevallen. Zo kwam prinses Maria, die even lelijk van karakter als van uiterlijk bleek te zijn, in Den Haag terecht en zat het stadhouderlijk hof opgescheept met een onhandelbaar monstertje. Van de afgesproken bruidsschat werd in Holland nooit een cent gezien, maar wel bleek als iedere Stuart, het prinsesje met scheppen tegelijk het geld van haar mans familie te kunnen uitgeven en aldus die familie te ruïneren. Toen Engeland een republiek werd en de koning onthoofd, kregen de Oranjes ook nog de drie broers van de prinses op hun dak en dat bleek ook weer heel kostbaar.

Na het schitterende huwelijk van zijn zoon te hebben geregeld, kwam dat van zijn oudste dochter aan de beurt. Louise Henriëtte was nog geen anderhalf jaar jonger dan haar broer en in hun benauwdheid hadden in de hoop op nog meer financiële bijstand, de Stuarts geopperd dat zij met de prins van Wales zou trouwen en in de toekomst koningin van Groot-Britanië worden. Nog almaar blind voor de werkelijkheid, gingen de stadhouder en zijn vrouw daar nog op in ook.

Het meisje dat al vroeg aanbidders had, hield een van hen, haar achterneef graaf Willem Frederik van Nassau-Dietz, geboren in 1613 en dus 14 jaar ouder dan zij, de stadhouder van Friesland, als een soort speelpop voor de gek. Hij werd niet als belangrijk genoeg geacht om een dochter van Frederik Hendrik te trouwen en de prinses (tijdens Frederik Hendrik werden de kinderen van de prins van Oranje niet meer graaf of gravin, maar prins en prinses genoemd) vond zelf ook dat zo'n huwelijk een mésailliance zou zijn.

Een andere neef, de zoon van Charlotte Brabantina van Nassau, de prins van Talmond oftewel Tarente, had bij de prinses meer kans. Maar de typische parvenu opvattingen van Louise Henriëttes ouders gaven de liefde tussen het meisje en haar franse neef geen kans. Een voornamer huwelijkscandidaat in de persoon van de keurvorst van Brandenburg diende zich aan.

Toen in 1646 na de in zicht komende instorting van het bewind van koning Karel I, de onderhandelingen over een huwelijk tussen Louise Henriëtte en de prins van Wales plotseling werden afgebroken, volgde nog in dat zelfde jaar (7 december) in Den Haag het huwelijk van Frederik Willem van Hohenzollern, Keurvorst van Brandenburg en de om haar verloren liefde voor neef Henry treurende Louise Henriëtte. De etiquette schreef voor dat nu Louise Henriëtte de vrouw was van een "regerend vorst" zij voorrang moest hebben boven prinses Maria Stuart, die "slechts" de vrouw was van een Prins van Oranje. Reden voor het toen 15-jarige meisje, om te weigeren de huwelijksplechtigheid van haar schoonzuster bij te wonen!

Toen Engeland een republiek was geworden en de drie broers van Maria een paar jaar later in ballingschap in Den Haag waren neergestreken, weigerden zowel Maria als haar broers, als stadhouder Willem II leden van de Staten-Generaal aan tafel moest ontvangen, met niet-adelijke personen te dineren en moesten er twee tafels worden gedekt. Een voor de Stadhouder en zijn gasten en een voor zijn vrouw en haar broers.

Wat de overige dochters van Frederik Hendrik betreft, na het ongelukkige stadhouderschap van Willem II en zijn vroege dood in november 1650, veranderde de positie van de Haagse Nassau's drastisch. Dat was ook de reden dat de eertijds door de familie als huwelijkscandidaat zo smadelijk afgewezen friese neef Willem Frederik, in 1652 in Kleef met prinses Albertine Agnes kon trouwen. Hij was toen al 39 , zij toen net 18 jaar oud!

Haar bijna drie jaar jongere zuster Henriëtte Catharina trouwde in Groningen in 1659 zij was toen 22 jaar, met de tien jaar oudere vorst Johan George II van Analt-Dessau.

De jongste dochter van Frederik Hendrik en Amalia tenslotte, prinses Maria trouwde, eveneens in Kleef, in 1666 op 24-jarige leeftijd, met haar achterneef, de toen 26-jaar oude paltsgraaf Lodewijk Hendrik Maurits van Simmern. Deze neef was een kleinzoon van Louise Juliana, een van de vele halfzusters van Frederik Hendrik.