1)de deur in den
  Dat is, door een wettige en goddelijke beroeping, vergezelschapt met de leer der waarheid; Hebr. 5:4; Gal. 1:8,9.
2)van elders inklimt,
  Dat is, door onbehoorlijke middelen zich in de gemeente Gods indringt, of valse leer invoert; Jer. 23:21; 2 Joh.:10.
3)die is een dief
  Dat is, die doet gelijk de dieven en moordenaars, die niet komen om de schapen te bewaren, maar om dezelve óf met listigheid, óf met geweld te roven.
4)moordenaar.
  Grieks rover, of straatschender.
5)een herder der schapen.
  Dat is, een recht of deugdelijk herder.
6)Dezen doet de
  Dat is, dezen stelt God de Heere door Zijnen Geest tot een herder Zijner schapen, verzekert Hem daarvan, en zegent Zijn dienst; Jes. 61:1; Hand. 13:2, en Hand. 20:28.
7)horen zijn stem;
  Dat is, gehoorzamen en Zijne leer volgen.
8)bij name, en
  Dat is, elk in het bijzonder; 2 Tim. 2:19.
9)leidt ze uit.
  Namelijk op een goede weide; Ps. 23:1,2.
10)voor hen heen;
  Namelijk om met een goeden voorgang in leer en leven den rechten weg aan te wijzen en de gevaren van hen af te keren; Hebr. 12:2.
11)kennen.
  Dat is, onderkennen, namelijk door den geest der onderscheiding; 1 Cor. 2:15.
12)gelijkenis zeide
  Grieks Paroemia; dat is, parabel, waarvan zie Matth. 13:3.
13)wat het was,
  Dat is, wat Christus met deze gelijkenis wilde zeggen. Daarom verklaart Hij hun dezelve nader in het volgende.
14)Deur der schapen.
  Namelijk door welke zowel de herders als de schapen in de gemeente en tot het leven moeten ingaan; Joh. 14:6.
15)voor Mij zijn
  Namelijk óf zich uitgevende voor deze deur, óf een anderen ingang tot de zaligheid aanwijzende; Hand. 4:12.
16)de schapen hebben
  Dat is, de uitverkorenen en ware kinderen Gods.
17)ingaan, en uitgaan,
  Dat is, in mijne gemeenschap met een geruste conscientie leven; Deut. 28:6; Ps. 121:6,7,8.
18)weide vinden.
  Dat is, geestelijk voedsel der ziel; Ezech. 34:14.
19)komt niet,
  Namelijk tot de schaapskooi.
20)overvloed hebben.
  Namelijk van genade en van heerlijkheid, hiernamaals; Joh. 1:16; 2 Petr. 1:3,4.
21)Herder; de goede
  Namelijk van God tevoren beloofd, Ezech. 34:23; Zach. 13:7, en elders. Tevoren heeft Hij zichzelven de deur genoemd, hier noemt Hij zich den herder; beide past zeer wel op Hem ten verscheiden aanzien.
22)leven voor de schapen.
  Grieks ziel.
23)de huurling, en
  Dat is, die de schapen hoedt, alleen of voornamelijk ziende op het tijdelijke loon, en niet op de behoudenis en het welvaren der schapen; Ezech. 34:2,3,8.
24)en heeft geen zorg
  Dat is, zorgt meer voor zichzelven dan voor de schapen.
25)de Mijnen, en
  Namelijk schapen, dat is, mijn uitverkoren gelovigen.
26)[alzo] ken Ik
  Of, en Ik den Vader ken.
27)stel Mijn leven
  Grieks mijn ziel; dat is, zal haast mijn leven voor hen in den dood overgeven, Matth. 20:28.
28)andere schapen, die
  Namelijk de uitverkorenen uit de heidenen.
29)stal niet zijn;
  Namelijk der Joodse gemeente; Joh. 11:51,52.
30)stem horen; en
  Dat is, leer, van de apostelen en andere getrouwe dienaars des Woords hun voorgedragen.
31)kudde, [en] een Herder.
  Dat is, ene gemeente, bestaande beiden uit Joden en heidenen; Ef. 2:13,14.
32)neemt hetzelve
  Namelijk tegen mijn dank.
33)van Mijzelven af;
  Dat is, gewilliglijk; Ps. 40:9; Hebr. 10:10.
34)wederom te nemen.
  Dat is, mijzelven wederom uit de doden op te wekken door mijn goddelijke kracht; Joh. 2:19.
35)den duivel, en
  Of, een onreinen geest.
36)feest der vernieuwing
  Grieks Egkainia; hetwelk een feest was van Judas Macchabeër en de Joden, ter gedachtenis van de vernieuwing des altaars en de reiniging des tempels ingesteld, ten tijde van den koning Antiochus, die tempel en Godsdienst had ontreinigd, om acht dagen lang jaarlijks gehouden te worden. Zie hiervan 1Mach. 4:49.
37)het was winter.
  Want dit feest begon van den vijf en twintigsten dag der maand Chisleu, welke merendeels met onzen December overeenkomt.
38)voorhof van
  Grieks galerij, of pand.
39)Salomo.
  Dat is, die om dezen tweeden tempel gebouwd was, op dezelfde wijze en plaats als en waar Salomo ene galerij om den eersten tempel gebouwd had, waar het volk placht in te wandelen. Zie 1 Kon. 6:3; Hand. 3:11, en Josef. Antiq. lib. 8, cap. 2.
40)houdt Gij onze
  Grieks neemt ze weg; dat is, houdt ze in twijfel wie gij zijt?
41)Ik heb het u gezegd,
  Namelijk wie Ik ben.
42)van Mijn
  Grieks uit.
43)schapen, gelijk
  Dat is, van de uitverkorenen, die mij de Vader gegeven heeft.
44)hand rukken.
  Dat is, macht en bewaring; Ps. 31:6.
45)meerder dan allen;
  Dat is, machtiger.
46)een.
  Namelijk in wezen en macht; gelijk de rede van Christus klaarlijk medebrengt, en de Joden het ook alzo verstonden, Joh. 10. 33, en Christus zelf nader verklaart, Joh. 10:36.
47)namen
  Grieks droegen.
48)wederom stenen op,
  Namelijk voor de tweede maal; gelijk tevoren, Joh. 8:59.
49)u vele
  Dat is, voor uwe ogen en tot uw best.
50)treffelijke werken
  Grieks schone, goede, heerlijke.
51)[gods]lastering,
  Namelijk die God bevolen heeft met stenigen gestraft te worden; Lev. 24:16.
52)God maakt.
  Namelijk omdat gij zegt dat gij ‚‚n met den Vader zijt.
53)in uw wet:
  Dat is, in de Heilige Schrift des Ouden Testaments, die gij voor Gods Woord houdt.
54)tot welke het woord
  Of, tegen dewelke. Zie Ps. 82:6.
55)gebroken worden;
  Grieks ontbonden, of losgemaakt worden; dat is, hare kracht en waarheid verliezen.
56)geheiligd en in
  Dat is, dien de Vader tot een Middelaar en Koning der gemeente afgezonderd en verordineerd heeft, welk ambt van geen bloot creatuur kan aangenomen noch uitgevoerd worden, maar alleen van den eeuwigen Zoon Gods; Jes. 9:5,6; Jer. 23:5,6.
57)de wereld gezonden
  Namelijk om de menselijke natuur tot dat einde aan te nemen; Filipp. 2:6,7.
58)de werken Mijns
  Dat is dezelfde wonderbaarlijke werken, die God mijn Vader doet.
59)in Mij is,
  Dat is, dat Ik en de Vader ‚‚n zijn, gelijk Joh. 10:30.
60)en Hij ontging uit
  Namelijk gelijk Hij tevoren meermalen gedaan had, omdat zijne ure nog niet gekomen was. Zie Joh. 7:30, en Joh. 8:59.
61)waar Johannes eerst
  Dat is, in Bethabara, waar Christus ook van Hem gedoopt was. Zie Joh. 1:28.
62)zeiden: Johannes
  Namelijk tegen elkander.