|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
|
1) | Te dien dage1) zal er een Fontein2) geopend zijn3) voor het huis Davids,4) en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde5) en tegen de onreinigheid.6) |
2) | En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, dat Ik uitroeien zal uit het land de namen7) der afgoden,8) dat zij niet meer gedacht zullen worden; ja, ook de profeten,9) en den onreinen geest10) zal Ik uit het land wegdoen.11) |
3) | En het zal geschieden, wanneer iemand meer profeteert,12)16) dat zijn vader en zijn moeder,13) die hem gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven,14) dewijl gij valsheid gesproken hebt in den Naam des HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken,15) wanneer hij profeteert. |
4) | En het zal geschieden te dien dage, dat die profeten17) beschaamd zullen worden,18) een iegelijk vanwege zijn gezicht,19) wanneer hij profeteert; en zij zullen geen haren mantel aandoen,20) om te liegen; |
5) | Maar hij zal zeggen:21) Ik ben geen profeet, ik ben een man,22) die het land bouwt; want een mens heeft mij daartoe geworven23) van mijn jeugd aan. |
6) | En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen?24) zo zal hij zeggen: Het zijn de wonden, waarmede ik geslagen ben, in het huis mijner liefhebbers.25) |
7) | Zwaard!26) ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is,27) spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen28) wenden.29) |
8) | En het zal geschieden in het ganse land, spreekt de HEERE, de twee delen30) daarin zullen uitgeroeid worden, en den geest geven;31) maar het derde deel32) zal daarin overblijven. |
9) | En Ik zal dat derde deel33) in het vuur brengen,34) en Ik zal het louteren, gelijk men zilver loutert, en Ik zal het beproeven, gelijk men goud beproeft; het zal Mijn Naam aanroepen,35) en Ik zal het verhoren; Ik zal zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen: De HEERE is mijn God. |