< Efeziërs 2 >
1 2 3 4 5 6
1)En u heeft Hij1) mede levend gemaakt, daar gij dood waart2) door de misdaden en de zonden;
2)In welke gij eertijds gewandeld3) hebt, naar de eeuw4) dezer wereld, naar den overste5) van de macht6) der lucht, van den geest, die nu werkt in7) de kinderen der8) ongehoorzaamheid;
3)Onder dewelke ook wij allen eertijds9) verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses,10) doende den wil des vleses11) en der gedachten;12) en wij waren van nature13) kinderen des toorns,14) gelijk ook de anderen;15)
4)Maar God, Die rijk is in16) barmhartigheid door Zijn grote17) liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft,
5)Ook toen wij dood waren18) door de misdaden, heeft ons levend gemaakt19) met Christus;20) (uit genade zijt gij zalig geworden)
6)En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus;21)
7)Opdat Hij zou betonen22) in de toekomende23) eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
8)Want uit genade zijt24) gij zalig geworden25) door het geloof;26) en dat niet uit u,27) het is Gods gave;
9)Niet uit de28) werken, opdat niemand roeme.
10)Want wij zijn Zijn29) maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid30) heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.
11)Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees,31) en die voorhuid genaamd32) werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis33) in het vlees, die met handen geschiedt;
12)Dat gij in dien tijd waart zonder Christus,34) vervreemd van het burgerschap35) Israels, en vreemdelingen van de verbonden36) der belofte, geen hoop37) hebbende, en zonder God38) in de wereld.
13)Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart,39) nabij geworden door het bloed40) van Christus.
14)Want Hij is onze vrede,41) Die deze beiden42) een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels43) gebroken hebbende,
15)Heeft Hij de vijandschap44) in Zijn vlees45) te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden46) in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee47) in Zichzelven tot48) een nieuwen mens49) zou scheppen, vrede makende;50)
16)En opdat Hij die beiden51) met God in een lichaam52) zou verzoenen door het kruis, de vijandschap53) aan hetzelve54) gedood hebbende.55)
17)En komende, heeft56) Hij door het Evangelie vrede verkondigd57) u, die verre waart, en dien, die nabij waren.
18)Want door Hem hebben58) wij beiden den toegang door een Geest59) tot den Vader.
19)Zo zijt gij dan60) niet meer vreemdelingen61) en bijwoners, maar medeburgers62) der heiligen, en huisgenoten Gods;63)
20)Gebouwd op het fondament64) der apostelen en profeten, waarvan Jezus65) Christus is de uiterste Hoeksteen;66)
21)Op Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den67) Heere;
22)Op Welken ook68) gij mede gebouwd69) wordt tot een woonstede Gods in den Geest.70)