|
1
2
3
4
5
6
|
1) | Zijt dan navolgers Gods,1) als geliefde kinderen; |
2) | En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft, en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer, Gode tot een welriekenden2) reuk. |
3) | Maar hoererij en alle onreinigheid,3) of gierigheid, laat ook onder u niet genoemd worden, gelijkerwijs het den heiligen betaamt, |
4) | Noch oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij,4) welke niet betamen; maar veelmeer dankzegging.5) |
5) | Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar6) is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus7) en van God. |
6) | Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen8) der ongehoorzaamheid. |
7) | Zo zijt dan hun medegenoten niet. |
8) | Want gij waart eertijds duisternis,9) maar nu zijt gij licht in den Heere;10) wandelt als kinderen des lichts.11) |
9) | (Want de vrucht12) des Geestes is in alle goedigheid, en rechtvaardigheid, en waarheid), |
10) | Beproevende13) wat den Heere welbehagelijk zij. |
11) | En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare14) werken der duisternis, maar bestraft15) ze ook veeleer. |
12) | Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk16) ook te zeggen. |
13) | Maar al deze dingen, van het licht17) bestraft zijnde, worden openbaar; want al wat openbaar maakt, is licht.18) |
14) | Daarom zegt Hij:19) Ontwaakt, gij, die slaapt,20) en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.21) |
15) | Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen. |
16) | Den tijd uitkopende,22) dewijl de dagen boos zijn.23) |
17) | Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat, welke de wil des Heeren zij. |
18) | En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad24) is, maar wordt vervuld25) met den Geest; |
19) | Sprekende onder elkander met psalmen,26) en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende en psalmende den Heere in uw hart;27) |
20) | Dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus; |
21) | Elkander onderdanig28) zijnde in de vreze Gods.29) |
22) | Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere;30) |
23) | Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de31) Behouder des lichaams.32) |
24) | Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles.33) |
25) | Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven;34) |
26) | Opdat Hij haar heiligen zou,35) haar gereinigd hebbende met het bad36) des waters door het Woord;37) |
27) | Opdat Hij haar38) Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk. |
28) | Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben,39) gelijk hun eigen lichamen.40) Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelven lief. |
29) | Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt het, gelijkerwijs ook de Heere de Gemeente. |
30) | Want wij zijn leden Zijns41) lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen. |
31) | Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen; en zij twee zullen42) tot een vlees wezen. |
32) | Deze verborgenheid43) is groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de Gemeente. |
33) | Zo dan ook44) gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven; en de vrouw zie, dat zij den man vreze.45) |