< Johannes 8 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
1)Maar Jezus ging naar den Olijfberg.1)
2)En des morgens vroeg kwam Hij wederom in den tempel, en al het volk kwam tot Hem; en nedergezeten zijnde,2) leerde Hij hen.
3)En de Schriftgeleerden en de Farizeen brachten tot Hem3) een vrouw, in overspel gegrepen.
4)En haar gesteld hebbende in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw is op de daad zelve gegrepen, overspel begaande.
5)En Mozes heeft ons in de wet geboden, dat dezulken gestenigd zullen4) worden; Gij dan, wat zegt Gij?
6)En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat5) zij iets hadden, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus, nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde.6)
7)En als zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder zonde is,7) werpe eerst den8) steen op haar.
8)En wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde.
9)Maar zij, dit9) horende, en van hun geweten overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere, beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus werd alleen gelaten;10) en de vrouw in het midden staande.
10)En Jezus, Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld?
11)En zij zeide: Niemand, Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik11) u ook niet; ga heen, en zondig niet meer.
12)Jezus dan sprak wederom tot12) henlieden, zeggende:13) Ik ben het licht14) der wereld;15) die Mij volgt, zal in de16) duisternis niet17) wandelen, maar zal het licht des levens hebben.18)
13)De Farizeen dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelven; Uw getuigenis is niet waarachtig.19)
14)Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Hoewel Ik van Mijzelven getuig, zo is nochtans Mijn getuigenis waarachtig; want Ik weet, van waar Ik20) gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga.
15)Gij oordeelt naar het vlees;21) Ik oordeel niemand.22)
16)En indien Ik ook oordeel, Mijn oordeel is waarachtig; want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader,23) Die Mij gezonden heeft.
17)En er is ook in uw wet geschreven,24) dat de getuigenis van twee mensen waarachtig is.25)
18)Ik ben het, Die van Mijzelven getuig, en de Vader, Die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij.
19)Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus antwoordde: Gij kent noch Mij, noch Mijn Vader; indien gij Mij kendet, zo zoudt26) gij ook Mijn Vader kennen.
20)Deze woorden sprak Jezus bij de schatkist,27) lerende in den tempel; en niemand greep28) Hem; want Zijn ure was nog niet29) gekomen.
21)Jezus dan zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en30) gij zult Mij zoeken, en31) in uw zonden32) zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden niet33) komen.
22)De Joden dan zeiden: Zal Hij ook Zichzelven doden,34) omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen?
23)En Hij zeide tot hen: Gijlieden zijt van beneden,35) Ik ben van boven;36) gij zijt uit37) deze wereld, Ik ben niet uit deze wereld.
24)Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik Die38) ben, gij zult in uw zonden sterven.
25)Zij zeiden dan tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus zeide tot hen: Wat Ik van den39) beginne ulieden ook zegge.
26)Ik heb vele dingen van u te zeggen en te oordelen; maar40) Die Mij gezonden41) heeft, is waarachtig; en de dingen, die Ik van Hem gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld.42)
27)Zij verstonden niet, dat Hij hun van den Vader sprak.
28)Jezus dan zeide tot hen: Wanneer gij den Zoon des mensen zult verhoogd hebben,43) dan zult gij44) verstaan, dat Ik Die ben, en dat Ik van45) Mijzelven niets doe; maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft.
29)En Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten,46) want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is.
30)Als Hij deze dingen sprak, geloofden velen in Hem.
31)Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord47) blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen;
32)En zult de waarheid48) verstaan, en de49) waarheid zal u vrijmaken.50)
33)Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams zaad, en hebben nooit iemand gediend;51) hoe zegt Gij dan: Gij zult vrij worden?
34)Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een iegelijk, die de zonde doet, is een52) dienstknecht der zonde.
35)En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het53) huis, de zoon blijft er eeuwiglijk.
36)Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.54)
37)Ik weet, dat gij Abrahams zaad zijt; maar55) gij zoekt Mij te doden; want56) Mijn woord heeft in u geen57) plaats.
38)Ik spreek wat Ik bij Mijn58) Vader gezien heb; gij doet dan ook, wat gij bij uw vader gezien59) hebt.
39)Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen60) waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.
40)Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken61) heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.
41)Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij;62) wij hebben een Vader, namelijk God.
42)Jezus dan zeide tot hen: Indien God uw Vader ware, zo zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben van God63) uitgegaan; en kom64) van Hem. Want Ik ben ook van Mijzelven niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.
43)Waarom kent gij Mijn spraak niet? Het is, omdat gij Mijn woord niet65) kunt horen.
44)Gij zijt uit den vader66) den duivel, en wilt de begeerten uws67) vaders doen; die was een mensenmoorder68) van den beginne,69) en is in de waarheid70) niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen;71) want hij is een leugenaar, en de vader derzelve72) leugen.
45)Maar Mij, omdat Ik u de waarheid zeg, gelooft gij niet.
46)Wie van u overtuigt Mij van zonde?73) En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?
47)Die uit God is,74) hoort de woorden Gods;75) daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt.
48)De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan76) zijt, en den duivel hebt?77)
49)Jezus antwoordde: Ik heb den duivel niet; maar Ik eer Mijn Vader,78) en gij onteert Mij.79)
50)Doch Ik zoek Mijn eer niet; er is Een, Die ze zoekt en oordeelt.80)
51)Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood81) niet zien in der82) eeuwigheid.
52)De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo83) iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid?
53)Zijt Gij meerder, dan onze vader Abraham, welke gestorven is, en de profeten84) zijn gestorven; wien maakt Gij Uzelven?
54)Jezus antwoordde: Indien Ik Mijzelven eer, zo is Mijn eer niets; Mijn Vader is het, Die Mij eert, Welken gij zegt, dat uw God is.
55)En gij kent Hem niet,85) maar Ik ken Hem; en indien Ik zeg, dat Ik Hem niet ken, zo zal Ik ulieden gelijk zijn, dat is een leugenaar; maar Ik ken Hem, en bewaar Zijn woord.
56)Abraham, uw vader, heeft met verheuging86) verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou;87) en hij heeft hem gezien, en is88) verblijd89) geweest.90)
57)De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig jaren,91) en hebt Gij Abraham gezien?
58)Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Eer Abraham was,92) ben Ik.93)
59)Zij namen dan stenen op, dat zij ze op Hem wierpen.94) Maar Jezus verborg Zich, en ging uit den tempel, gaande door het95) midden van hen; en ging alzo voorbij.