< Ezechiël 27 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
1)Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2)Gij dan, mensenkind! hef een klaaglied op over Tyrus;
3)En zeg tot Tyrus, die daar woont aan de ingangen der zee,1) handelende2) met de volken in vele eilanden:3) Zo zegt de Heere HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben volmaakt in schoonheid.
4)Uw landpalen zijn in het hart der zeeen;4) uw bouwers hebben uw schoonheid volkomen gemaakt.
5)Zij hebben al uw denningen5) uit dennebomen van Senir gebouwd;6) zij hebben cederen van den Libanon7) gehaald,8) om masten voor u te maken.9)
6)Zij hebben uw riemen uit eiken van Basan gemaakt; uw berderen10) hebben zij gemaakt uw welbetreden11) elpenbeen,12) uit de eilanden der Chittieten.13)
7)Fijn linnen14) met stiksel uit Egypte15) was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware;16) hemelsblauw en purper,17) uit de eilanden van Elisa,18) was uw deksel.
8)De inwoners van Sidon19) en Arvad20) waren uw roeiers; uw wijzen,21) o Tyrus! die in u waren, die waren uw schippers.22)
9)De oudsten van Gebal23) en haar wijzen waren in u, verbeterende uw breuken;24) alle schepen der zee en haar zeelieden waren in u, om onderlingen handel25) met u te drijven.
10)Perzen, en Lydiers,26) en Puteers27) waren in uw heir, uw krijgslieden;28) schild en helm hingen zij in u op,29) die maakten uw sieraad.30)
11)De kinderen van Arvad en uw heir waren rondom op uw muren, en de Gammadieten31) waren op uw torens;32) hun schilden hingen zij rondom aan uw muren; die maakten uw schoonheid volkomen.
12)Tarsis33) dreef koophandel34) met u vanwege de veelheid van allerlei goed;35) met zilver, ijzer, tin, en lood handelden zij36) op uw markten.37)
13)Javan, Tubal en Mesech38) waren uw kooplieden;39) met mensenzielen40) en koperen vaten dreven zij onderlingen handel met u.
14)Uit het huis41) van Togarma42) leverden zij paarden,43) en ruiteren, en muilezels op uw markten.
15)De kinderen44) van Dedan45) waren uw kooplieden; vele eilanden waren de koophandel46) uwer hand; hoornen van elpenbeen en ebbenhout gaven zij u weder47) tot een verering.
16)Syrie48) dreef koophandel met u, vanwege de veelheid uwer werken;49) met smaragden, purper, en gestikt werk,50) en zijde, en Ramoth,51) en Cadkod,52) handelden zij op uw markten.
17)Juda en het land Israels53) waren uw kooplieden; met tarwe van Minnit54) en Pannag,55) en honig, en olie, en balsem,56) dreven zij onderlingen handel met u.
18)Damaskus57) dreef koophandel met u, om de veelheid58) uwer werken,59) vanwege de veelheid van allerlei goed;60) met wijn van Chelbon61) en witte wol.
19)Ook leverden62) Dan63) en Javan,64) de omreizer,65) op uw markten; glad ijzer, kassie en kalmus was in uw onderlingen koophandel.
20)Dedan handelde met u66) met kostelijk gewand67) tot wagens.68)
21)Arabie69) en alle vorsten van Kedar70) waren de kooplieden uwer hand;71) met lammeren, en rammen, en bokken, daarmede handelden zij met u.
22)De kooplieden van Scheba en Raema72) waren uw kooplieden; met alle hoofdspecerij,73) en met alle kostelijk gesteente en goud, handelden zij op uw markten.
23)Haran,74) en Kanne,75) en Eden,76) de kooplieden van Scheba,77) Assur en78) Kilmad,79) handelden met u.
24)Die waren uw kooplieden met volkomen sieradien,80) met pakken van hemelsblauw81) en gestikt werk,82) en met schatkisten van schone klederen;83) gebonden met koorden, en in ceder gepakt,84) onder uw koopmanschap.85)
25)De schepen86) van Tarsis87) zongen van u, vanwege88) den onderlingen koophandel met u; en gij waart vervuld,89) en zeer verheerlijkt in het hart der zeeen.90)
26)Die u roeien,91) hebben u in grote wateren gevoerd;92) de oostenwind93) heeft u verbroken in het hart der zeeen.
27)Uw goed, en uw marktwaren, uw onderlinge koophandel, uw zeelieden, en uw schippers; die uw breuken verbeteren, en die onderlingen handel met u drijven, en al uw krijgslieden, die in u zijn, zelfs met uw ganse gemeente, die in het midden van u is, zullen vallen in het hart der zeeen, ten dage van uw val.
28)Van het geluid des geschreeuws uwer schippers zullen de voorsteden beven.94)
29)En allen, die den riem handelen, zeelieden, en alle schippers van de zee, zullen uit hun schepen nederklimmen; op het land zullen zij staan blijven.
30)En zij zullen hun stem over u laten horen, en bitterlijk schreeuwen; en zij zullen stof op hun hoofden95) werpen,96) zij zullen zich wentelen in de as.97)
31)En zij zullen zich over u gans kaal maken,98) en zakken aangorden;99) en zullen over u wenen met bitterheid der ziel,100) en bittere rouwklage.
32)En zij zullen in hun gekerm101) een klaaglied over u opheffen, en over u weeklagen, zeggende: Wie is geweest als Tyrus, als de uitgeroeide102) in het midden der zee?
33)Als uw marktwaren uit de zeeen voortkwamen, hebt gij vele volken verzadigd; met de veelheid uwer goederen en uw onderlingen koophandel, hebt gij de koningen der aarde rijk gemaakt.
34)Ten tijde, dat gij uit de zeeen verbroken zijt in de diepte der wateren, zijn uw onderlinge koophandel en uw ganse gemeente in het midden van u gevallen.
35)Alle inwoners der eilanden103) zijn over u ontzet, en hun koningen staan de haren te berge,104) zij zijn verbaasd van aangezicht.105)
36)De handelaars onder de volken fluiten u aan;106) gij zijt een grote schrik geworden,107) en zult er niet meer zijn tot in eeuwigheid.108)