|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
|
1) | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
2) | Gij dan, mensenkind! hef een klaaglied op over Tyrus; |
3) | En zeg tot Tyrus, die daar woont aan de ingangen der zee,1) handelende2) met de volken in vele eilanden:3) Zo zegt de Heere HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben volmaakt in schoonheid. |
4) | Uw landpalen zijn in het hart der zeeen;4) uw bouwers hebben uw schoonheid volkomen gemaakt. |
5) | Zij hebben al uw denningen5) uit dennebomen van Senir gebouwd;6) zij hebben cederen van den Libanon7) gehaald,8) om masten voor u te maken.9) |
6) | Zij hebben uw riemen uit eiken van Basan gemaakt; uw berderen10) hebben zij gemaakt uw welbetreden11) elpenbeen,12) uit de eilanden der Chittieten.13) |
7) | Fijn linnen14) met stiksel uit Egypte15) was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware;16) hemelsblauw en purper,17) uit de eilanden van Elisa,18) was uw deksel. |
8) | De inwoners van Sidon19) en Arvad20) waren uw roeiers; uw wijzen,21) o Tyrus! die in u waren, die waren uw schippers.22) |
9) | De oudsten van Gebal23) en haar wijzen waren in u, verbeterende uw breuken;24) alle schepen der zee en haar zeelieden waren in u, om onderlingen handel25) met u te drijven. |
10) | Perzen, en Lydiers,26) en Puteers27) waren in uw heir, uw krijgslieden;28) schild en helm hingen zij in u op,29) die maakten uw sieraad.30) |
11) | De kinderen van Arvad en uw heir waren rondom op uw muren, en de Gammadieten31) waren op uw torens;32) hun schilden hingen zij rondom aan uw muren; die maakten uw schoonheid volkomen. |
12) | Tarsis33) dreef koophandel34) met u vanwege de veelheid van allerlei goed;35) met zilver, ijzer, tin, en lood handelden zij36) op uw markten.37) |
13) | Javan, Tubal en Mesech38) waren uw kooplieden;39) met mensenzielen40) en koperen vaten dreven zij onderlingen handel met u. |
14) | Uit het huis41) van Togarma42) leverden zij paarden,43) en ruiteren, en muilezels op uw markten. |
15) | De kinderen44) van Dedan45) waren uw kooplieden; vele eilanden waren de koophandel46) uwer hand; hoornen van elpenbeen en ebbenhout gaven zij u weder47) tot een verering. |
16) | Syrie48) dreef koophandel met u, vanwege de veelheid uwer werken;49) met smaragden, purper, en gestikt werk,50) en zijde, en Ramoth,51) en Cadkod,52) handelden zij op uw markten. |
17) | Juda en het land Israels53) waren uw kooplieden; met tarwe van Minnit54) en Pannag,55) en honig, en olie, en balsem,56) dreven zij onderlingen handel met u. |
18) | Damaskus57) dreef koophandel met u, om de veelheid58) uwer werken,59) vanwege de veelheid van allerlei goed;60) met wijn van Chelbon61) en witte wol. |
19) | Ook leverden62) Dan63) en Javan,64) de omreizer,65) op uw markten; glad ijzer, kassie en kalmus was in uw onderlingen koophandel. |
20) | Dedan handelde met u66) met kostelijk gewand67) tot wagens.68) |
21) | Arabie69) en alle vorsten van Kedar70) waren de kooplieden uwer hand;71) met lammeren, en rammen, en bokken, daarmede handelden zij met u. |
22) | De kooplieden van Scheba en Raema72) waren uw kooplieden; met alle hoofdspecerij,73) en met alle kostelijk gesteente en goud, handelden zij op uw markten. |
23) | Haran,74) en Kanne,75) en Eden,76) de kooplieden van Scheba,77) Assur en78) Kilmad,79) handelden met u. |
24) | Die waren uw kooplieden met volkomen sieradien,80) met pakken van hemelsblauw81) en gestikt werk,82) en met schatkisten van schone klederen;83) gebonden met koorden, en in ceder gepakt,84) onder uw koopmanschap.85) |
25) | De schepen86) van Tarsis87) zongen van u, vanwege88) den onderlingen koophandel met u; en gij waart vervuld,89) en zeer verheerlijkt in het hart der zeeen.90) |
26) | Die u roeien,91) hebben u in grote wateren gevoerd;92) de oostenwind93) heeft u verbroken in het hart der zeeen. |
27) | Uw goed, en uw marktwaren, uw onderlinge koophandel, uw zeelieden, en uw schippers; die uw breuken verbeteren, en die onderlingen handel met u drijven, en al uw krijgslieden, die in u zijn, zelfs met uw ganse gemeente, die in het midden van u is, zullen vallen in het hart der zeeen, ten dage van uw val. |
28) | Van het geluid des geschreeuws uwer schippers zullen de voorsteden beven.94) |
29) | En allen, die den riem handelen, zeelieden, en alle schippers van de zee, zullen uit hun schepen nederklimmen; op het land zullen zij staan blijven. |
30) | En zij zullen hun stem over u laten horen, en bitterlijk schreeuwen; en zij zullen stof op hun hoofden95) werpen,96) zij zullen zich wentelen in de as.97) |
31) | En zij zullen zich over u gans kaal maken,98) en zakken aangorden;99) en zullen over u wenen met bitterheid der ziel,100) en bittere rouwklage. |
32) | En zij zullen in hun gekerm101) een klaaglied over u opheffen, en over u weeklagen, zeggende: Wie is geweest als Tyrus, als de uitgeroeide102) in het midden der zee? |
33) | Als uw marktwaren uit de zeeen voortkwamen, hebt gij vele volken verzadigd; met de veelheid uwer goederen en uw onderlingen koophandel, hebt gij de koningen der aarde rijk gemaakt. |
34) | Ten tijde, dat gij uit de zeeen verbroken zijt in de diepte der wateren, zijn uw onderlinge koophandel en uw ganse gemeente in het midden van u gevallen. |
35) | Alle inwoners der eilanden103) zijn over u ontzet, en hun koningen staan de haren te berge,104) zij zijn verbaasd van aangezicht.105) |
36) | De handelaars onder de volken fluiten u aan;106) gij zijt een grote schrik geworden,107) en zult er niet meer zijn tot in eeuwigheid.108) |