|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
|
1) | Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot mij, zeggende: |
2) | Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere HEERE, van het land Israels:1) Het einde is er,2) het einde is gekomen3) over de vier hoeken des lands.4) |
3) | Nu is het einde over u; want Ik zal Mijn toorn tegen u zenden,5) en Ik zal u richten naar uw wegen,7) en Ik zal op u brengen al uw gruwelen.6)8) |
4) | En Mijn oog zal u niet verschonen,9) en Ik zal niet sparen; maar Ik zal uw wegen op u brengen, en uw gruwelen10) zullen in het midden van u zijn, en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben. |
5) | Zo zegt de Heere HEERE: Een kwaad, een11) enig kwaad,12) ziet, is gekomen; |
6) | Een einde is er gekomen,13) dat einde is gekomen,14) het is15) opgewaakt tegen u;16) ziet, het kwaad is gekomen!17) |
7) | De morgenstond is tot u gekomen,18) o inwoner des lands, de tijd is gekomen, de dag der beroerte is nabij,19) en er is geen wederklank der bergen.20) |
8) | Nu zal Ik in kort Mijn21) grimmigheid22) over u uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen,23) en u richten naar uw wegen,24) en zal op u brengen al uw gruwelen. |
9) | En Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; Ik zal u geven naar uw wegen, en uw gruwelen25) zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben, Die slaat.26) |
10) | Ziet, de dag,27) ziet, de morgenstond is gekomen,28) de morgenstond is voortgekomen, de roede heeft gebloeid,29) de hovaardij heeft gegroend.30) |
11) | Het geweld is opgerezen31) tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal overblijven,32) noch van hun menigte,33) noch van hun gedruis,34) en geen klage zal over hen zijn.35) |
12) | De tijd is gekomen,36) de dag is genaakt; de koper zij niet blijde,37) en de verkoper bedrijve geen rouw;38) want een brandende toorn39) is over de gehele menigte van het land.40) |
13) | Want de verkoper zal tot het verkochte41) niet wederkeren,42) ofschoon hun leven nog onder de levenden ware;43) overmits het gezicht,44) aangaande de gehele menigte van het land,45) niet zal terugkeren;46) en niemand47) zal door zijn ongerechtigheid zijn leven sterken. |
14) | Zij hebben met de trompet getrompet, en hebben alles bereid,48) maar niemand trekt ten strijde;49) want Mijn brandende toorn is over de gehele menigte van het land.50) |
15) | Het zwaard is buiten,51) en de pest, en de honger van binnen;52) die op het veld is,53) zal door het zwaard sterven,54) en die in de stad is, dien zal de honger en de pest verteren. |
16) | En hun ontkomenden zullen wel ontkomen,55) maar zij zullen op de bergen zijn, zij allen zullen zijn gelijk duiven der dalen,56) kermende,57) een ieder om zijn ongerechtigheid. |
17) | Alle handen zullen slap worden,58) en alle knieen zullen henenvlieten als water.59) |
18) | Ook zullen zij zakken aangorden,60) gruwen zal ze bedekken,61) en over alle aangezichten zal schaamte wezen, en op al hun hoofden kaalheid.62) |
19) | Zij zullen hun zilver op de straten werpen,63) en hun goud zal tot onreinigheid zijn;64) hun zilver en hun goud zal hen niet kunnen uithelpen ten dage der verbolgenheid des HEEREN;65) hun ziel66) zullen zij niet verzadigen, en hun ingewanden zullen zij niet vullen; want het zal67) de aanstoot68) hunner ongerechtigheid zijn. |
20) | En Hij heeft69) de schoonheid Zijns sieraads70) ter overtreffelijkheid gezet;71) maar zij hebben daarin beelden hunner gruwelen en hunner verfoeiselen gemaakt; daarom heb Ik dat hun tot72) onreinigheid gesteld.73) |
21) | En Ik zal het in de hand74) der vreemden75) overgeven ten roof, en den goddelozen der aarde76) ten buit, en zij zullen het ontheiligen.77) |
22) | Ook zal Ik Mijn aangezicht van hen omwenden,78) en zij zullen Mijn verborgen plaats ontheiligen;79) want inbrekers80) zullen daar inkomen en die ontheiligen.81) |
23) | Maak een keten;82) want het land is vol van bloedgerichten,83) en de stad is vol van geweld.84) |
24) | Daarom zal Ik de kwaadste der heidenen doen komen,85) die hun huizen erfelijk bezitten zullen,86) en zal den hoogmoed87) der sterken88) doen ophouden, en die hen heiligen,89) zullen ontheiligd worden. |
25) | De ondergang komt;90) en zij zullen den vrede zoeken, maar hij zal er niet zijn. |
26) | Ellende zal op ellende komen, en er zal gerucht op gerucht wezen; dan zullen zij het gezicht van een profeet zoeken;91) maar de wet zal vergaan van den priester,92) en de raad van de oudsten.93) |
27) | De koning zal rouw bedrijven, en de vorsten zullen met verwoesting bekleed zijn,94) en de handen van het volk des lands95) zullen beroerd zijn;96) Ik zal hun doen naar hun weg,97) en met hun rechten zal Ik ze richten;98) en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. |