|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
|
1) | In het tiende jaar,1) in de tiende maand,2) op den twaalfden der maand, geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
2) | Mensenkind! zet uw aangezicht3) tegen Farao,4) den koning van Egypte, en profeteer tegen hem, en tegen het ganse Egypte. |
3) | Spreek en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u,5) o Farao, koning van Egypte! dien groten zeedraak,6) die in het midden zijner rivieren ligt;7) die daar zegt: Mijn rivier is de mijne,8) en ik heb die voor mij gemaakt.9) |
4) | Maar Ik zal haken in uw kaken doen,10) en den vis uwer rivieren11) aan uw schubben doen kleven; en Ik zal u uit het midden uwer rivieren optrekken, en al de vis uwer rivieren zal aan uw schubben kleven. |
5) | En Ik zal u verlaten in de woestijn, u en al den vis uwer rivieren; op het open veld zult gij vallen;12) gij zult niet verzameld noch vergaderd worden;13) aan het gedierte der aarde14) en aan het gevogelte des hemels heb Ik u ter spijze gegeven. |
6) | En al de inwoners van Egypte zullen weten, dat Ik de HEERE ben, omdat zij den huize Israels een rietstaf geweest zijn.15) |
7) | Als zij u bij uw hand grepen, zo werdt gij gebroken,16) en spleet hun alle zijden;17) en als zij op u leunden, zo werdt gij verbroken, en liet alle lenden op zichzelven staan.18) |
8) | Daarom zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal het zwaard over u brengen,19) en Ik zal uit u mens en beest uitroeien. |
9) | En Egypteland zal worden tot een wildernis en woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat hij zegt:20) De rivier is mijn,21) en ik heb die gemaakt. |
10) | Daarom, zie, Ik wil aan u en aan uw rivier;22) en Ik zal Egypteland stellen tot woeste wilde eenzaamheden,23) van den toren24) van Syene af, tot aan de landpale van Morenland.25)26) |
11) | Geen mensenvoet zal door hetzelve doorgaan, en geen beestenvoet zal door hetzelve doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond zijn.27) |
12) | Want Ik zal Egypteland stellen tot een verwoesting in het midden der verwoeste landen,28) en zijn steden zullen een woestheid zijn in het midden der verwoeste steden, veertig jaren; en Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen.29) |
13) | Maar zo zegt de Heere HEERE: Ten einde van veertig jaren30) zal Ik de Egyptenaars vergaderen uit de volken, waarhenen zij verstrooid zijn geworden. |
14) | En Ik zal de gevangenis der Egyptenaren wenden, en hen wederbrengen in het land van Pathros,31) in het land huns koophandels;32) en aldaar zullen zij een nederig koninkrijk zijn.33) |
15) | En het zal nederiger zijn dan de andere koninkrijken, en zich niet meer verheffen boven de heidenen; want Ik zal hen verminderen, dat zij niet zullen heersen over de heidenen. |
16) | En het zal den huize Israels niet meer zijn tot een vertrouwen, dat der ongerechtigheid doet gedenken,34) wanneer zij naar henlieden omzien;35) maar zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE ben. |
17) | Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste jaar,36) in de eerste maand,37) op den eersten der maand, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: |
18) | Mensenkind! Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft zijn heir een groten dienst doen dienen tegen Tyrus;38) alle hoofden39) zijn kaal geworden,40) en alle zijden zijn uitgeplukt;41) en noch hij, noch zijn heir heeft loon gehad vanwege Tyrus, voor den dienst, dien hij tegen haar gediend heeft. |
19) | Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij zal deszelfs42) menigte wegvoeren,43) en deszelfs buit buiten, en deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn heir. |
20) | Tot zijn arbeidsloon,44) omdat hij tegen haar gediend heeft,45) heb Ik hem Egypteland gegeven, omdat zij voor Mij46) gewrocht hebben, spreekt de Heere HEERE.47) |
21) | Te dien dage zal Ik den hoorn van het huis Israels48) doen uitspruiten, en u opening des monds geven49) in het midden van hen; en zij zullen weten, dat Ik de50) HEERE ben. |