De Belgische opstand      door J. H. Gouka
Index

Proloog
Hoofdstuk 1
De Republiek
Hoofdstuk 2
Hoe het koninkrijk der Nederlanden ontstond
Hoofdstuk 3
Hoe zagen de "Belgen" dat?
Hoofdstuk 4
Hoe zagen de "Hollanders" dat?
Hoofdstuk 5
De feiten
Hoofdstuk 6
Ontevredenheid, in beide delen van het rijk
Hoofdstuk 7
De onttroonde machthebbers in het noorden
Hoofdstuk 8
Na de breuk
Hoofdstuk 9
De constitutionele monarchie
Hoofdstuk 10
Het nieuwe België
Hoofdstuk 11
Het nieuwe Nederland
Hoofdstuk 12
Tegenstellingen
Bijlage
Lijst van geraadpleegde literatuur


(C) 2006 prive-uitgave J.H. Gouka
Niets uit deze webpagina's mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this site may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without permission from the publisher.

Hit Counters

Hoofdstuk 12

TEGENSTELLINGEN.

Intussen zijn over de Zuidgrens de Belgen druk bezig hun eigen vaderland op te bouwen. Met een veel Liberaler staatsvorm (voor de Liberale Walen dan). Met een veel kleinere staatsschuld, met een veel moderner industrieel apparaat, met een groter potentieel dan de Nederlanders, die tezelfdertijd bezig zijn door de politiek van hun koning, in een economisch moeras te zakken.

Wel stagneerd in België die modernisering later, zodat bijvoorbeeld pas na de Tweede Wereldoorlog het kiesrecht voor vrouwen wordt ingevoerd, veel later dus dan in Nederland.


Ook wordt veel energie verspild doordat de Vlaamse meerderheid der bevolking een felle strijd moet voeren om onder het centrale bewind van de Franstalige elite voor de Vlamingen ook eigen rechten te verwerven. Een terugslag volgt na de Eerste Wereldoorlog in 1918, doordat vele Vlamingen de kans die ze tijdens de Duitse bezetting in de Eerste Wereldoorlog hebben gekregen om in Vlaanderen taalrechten te verkrijgen, hebben aangegrepen. Na die bezetting hebben de Franstaligen hen het odium van Duitgezind te zijn geweest opgespeld.


Terug naar de jaren kort na de scheiding tussen België en Nederland.

De beide staten houden, hoe zeer ze ook met de rug naar elkaar toe schijnen te (be)staan, elkaar scherp in de gaten.


Zeker, de opstand brak uit in het Zuiden, maar de opluchting in het Noorden was minstens zo groot, zeker onder de voormalige heersende groep in Holland. Het spektakel dat zij maakten over de rebellie in het Zuiden betrof eigenlijk alleen het gekwetste gevoel van eigenwaarde. Zo ongeveer de situatie als het meisje de verkering, die de jongen allang zat is, uitmaakt net voordat hij dat zelf wilde doen.


Al voor het voorlopige bewind in Brussel de onafhankelijkheid van België heeft uitgeroepen, schrijft Het Algemeen Handelsblad dat Nederland definitief afscheid dient te nemen van de Belgen : "... Want wij raken dan ontslagen, niet alleen van een lastige gemeenschappelijkheid met mensen die ons haten omdat zij ons niet begrijpen, maar ook en in het bijzonder van de knellende banden die aan de voorspoed van het Noorden zijn opgelegd in het industrieel belang van het Zuiden, dat al schreeuwend en scheldend niet weinig daardoor in rijkdom is toegenomen gedurende het vijftienjarig bestuur van onze welmenende koning..."

En de latere directeur der Nederlandse Handelsmaatschappij Willem de Clerq bijvoorbeeld, schreef in zijn dagboek: "... Nu is alles weer nationaal. Toen had men een Koning der Nederlanden, een soort van être de raison, die, naarmate zijn wijsheid of staatkunde dit geschikt oordeelde, de schaal aan de ene of de andere zijde deed overhellen, thans heeft men weder een Koning van Holland, met onze godsdienst, onze zeden en overlevering van zoveel jaren..."


In de gehalveerde Tweede kamer werd er op aangedrongen, "... nu alles weer nationnaal..."was, opnieuw net als voor het samengaan met België, in de Grondwet op te nemen dat het staatshoofd verplicht was de Hervormde religie te belijden. Wat overigens niet door ging.

Wat toen eigenlijk pas ontstond was het denkbeeld van de Protestantse Natie. Een denkbeeld dat voortleefde, ondanks de gestaag toenemende invloed en macht van het Katholieke volkdeel. Zelfs in 1964 nog, ontstond er commotie in bepaalde kringen, over de overgang van prinses Irene naar de Rooms-Katholieke Kerk.

Toen er voor haar huwelijk met de (toen nog) Spaanse troonpretendent prins Hugo van Bourbon van Parma geen toestemming werd gevraagd aan de Nederlandse volksvertegenwoordiging door de regering, waardoor de prinses haar rechten op de troon verloor, werd dat in de buitenlandse pers toegeschreven aan de Calvinistische onverdraagzaamheid van de "Hollanders".

Men negeerde hardnekkig wat de werkelijke oorzaak was. Namelijk dat de regering eenvoudig geen toestemming kon vragen voor het huwelijk van de prinses, omdat prins Hugo dan automatisch lid van het Koninklijk Huis zou zijn geworden en voor een lid van het Koninklijk Huis is het in Nederland verboden om naar een buitenlandse troon te dingen. In de Franse pers verscheen een artikel waarin de weigering vooral werd toegeschreven aan de fanatiek Calvinistische minister-president van dat moment; Victor René Marie Marijnen. De leider van dat Kabinet Marijnen, was een prominent lid van de Katholieke Volkspartij, al sedert jaren de grootste politieke groepering in Nederland!!

Wat het vanouds Protestantse Nederland betreft: Reeds Bilderdijk had een "Geschiedenis des Vaderlands" geschreven in niet minder dan wel 12 delen. Het werk wordt nu vaak als een wel heel onhistorish verhaal beoordeeld. Meer een politiek pamflet tegen de (Republikeinse, want "Staatsgezinde") beschrijving van Nederlands historie van de 18-de eeuwse historicus Wagenaar dan een serieus historisch werk. Maar het stak wel een hart onder de riem van alle "Vaderlanders" die hadden behoord tot de in 1795 onttroonde bevoorrechte groep Protestantse Hollanders. Het werk werd dan ook door velen geroemd en geprezen en diende ook als leiddraad voor het latere door velen niet minder tendentieus bevonden geschiedkundige werk van Groen van Prinsterer. De nog veel militanterer andere kerkscheuring van de beweging der "Doleantie", in de tachtiger jaren der negentiende eeuw, maakte het werk van Bilderdijk en Groen bijna heilig en nog tot in de dertiger jaren der vorige eeuw geroemd en geprezen door hen die zich als de ware Calvinisten en dus de ware vaderlanders zagen.


Als een zweepslag op de Nederlanders werkte ook dat Belgische historici een heel "eigen" Belgische Vaderlandse Geschiedenis produceerden, met veel nadruk op de inderdaad veel belangrijker positie van Vlaanderen en Brabant, dan die van Holland in de veertiende en vijftiende eeuw.

Zo'n opdoffer gaven de Belgen hun Noorderburen op meer terreinen.

De Belgen kregen hun eerste spoorlijn al vrij spoedig na de afscheiding. Het stimuleerde de Nederlanders ook tot hun eerste spoorlijn in 1838. De blijvende opgang van Antwerpen, die niet meer kon worden belet door belemmering van de vrije doorvaart over de Westerschelde, dwong bijna de Nederlanders om de haven van Amsterdam die onbereikbaar dreigde te worden door de verzanding van de toegang over de Zuiderzee, tot het graven van een kanaal door heel Noord-Holland om de Amsterdamse haven via Den Helder voor zeeschepen toegankelijk te houden.


Er was echter geen spoor meer over van enige Hollandse pretentie op Belgisch grondgebied na de officiële erkenning door koning Willem van de Belgische staat kort voor zijn abdicatie en zijn vertrek uit Nederland.

Maar nog tot na de Eerste Wereldoorlog maakten de Belgen wel degelijk en luiddruchtig aanspraak op Nederlands grondgebied, zowel op Limburg als op Zeeuws-Vlaanderen.

Geen wonder dat de zeer gekleurde geschiedschrijving door Bilderdijk zowel als door Groen van Prinsterer, maar al te graag, omdat deze werken onze grootheid en glorie als Grote Mogendheid in "onze Gouden Eeuw" bewierrookten, werd gelezen en grif geloofd.

Zo ook, werd "In de Bloedstrijd der Vaderen", Willem de Zwijger, de Grote Protestantse geloofsheld die hij nooit is geweest. In tegendeel, de fanatieke Calvinisten van zijn tijd haatten hem om zijn tolerante houding tegenover andere vormen van Protestantisme en ten opzichte van de Rooms-Katholieke Kerk die hij slechts aarzelend had verlaten. Vooral werd hem kwalijk genomen, dat hij als burggraaf van Antwerpen, een Calvinistische opstand onderdrukte waarbij doden te betreuren waren, waaronder de broer van de bekende Philps Marnix van Sint Aldegonde.


De Belgen organiseerden ook rond hun grote 17-eeuwse kunstschilder en diplomaat, Rubens een groot nationaal cultureel gebeuren. Dat konden de Nederlanders niet op zich laten zitten en ook zij moesten nu hun grote kunstenaar hebben.

Er werd eerst gedacht aan Frans Hals, maar net op tijd ontdekten de organisatoren dat hij Zuid-Nederlandse ouders had, zoals zoveel Nederlanders in de 17-de eeuw.


Net op tijd!

De Belgen hadden zich een breuk gelachen als het feest was doorgegaan. Nu werd het oog gericht op Rembrandt van Rhijn. Niet alleen ook een groot schilder en een Hollander, maar tevens een groot deel van zijn leven woonachtig in Amsterdam en wat kon men eigenlijk nog in Nederland doen zonder Amsterdam na de afscheiding van België?? Wel bleken er in het particuliere leven van de grote kunstenaar enige voorvalletjes te zijn, die niet tot zijn aanzien bijdroegen. Zeker niet in het stramien van omstreeks het begin van de tweede helft van de Negentiende eeuw. Geen nood, bereidwillig herschreef Jacob van Lennep de levensgeschiedenis van Rembrandt, zoals Bilderdijk en Groen onze Vaderlandse Geschiedenis hadden bijgekleurd. Veel mooier dan de werkelijkheid. Met een volledige verdwijning van Geertje, een niet onbemiddelde dame, aan wie Rembrandt voor veel geld een huwelijksbelofte had gegeven en die hij toen zij hem daaraan wilde houden, door vrienden liet opsluiten in de vrouwengevangenis in Gouda. Tja, zoals Bilderdijk een goed schrijver was en zijn geschiedenis veel mooier en vooral ongenuanceerd en daarom veel leesbaarder dan de werkelijkheid, zo was ook van Lennep een goed schrijver en was ook zijn levensgeschiedenis van Rembrandt veel mooier dan de historische werkelijkheid.

Daardoor komt het dat nog steeds velen geloven dat Hendrikje Stoffels echt de tweede echtgenote was van Rembrandt van Rhijn en dat die domme Hollanders die geen verstand van kunst hadden de "Nachtwacht" niet mooi vonden en voor het schilderij niet wilden betalen waardoor die arme toch zo geweldige kunstenaar in financiële moeilijkheden terecht kwam.

Zeker in een tijd dat werd gevonden dat een echte kunstenaar onbegrepen en in armoede moest leven ging het door van Lennep verzonnen verhaal er in als koek en... eigenlijk onbegrijpelijk, wordt het nog steeds verteld als historisch.


Een zelfde verklaring kan worden gegeven voor de door Bilderdijk en Groen van Prinsterer verzonnen en daarna door velen navertelde Vaderlandse Geschiedenis.

De strekking daarvan is dat de aard van het Protestantse Geloof in zijn Calvinistische vorm past als een handschoen bij het sobere en sombere karakter van het Nederlandse volk. Daardoor komt het dat het zo'n vruchtbare bodem vond in harten van de Hollanders en geen aanklank vond bij de vrolijke luchthartige natuur van de Belgen die dan ook even zo vrolijk Rooms-Katholiek bleven.

Dat geloven velen, zowel in België als in Nederland nog steeds.


Dat juist omgekeerd de Hollanders practisch geen aandrang voelden van geloof te veranderen in de eerste helft van de 16-e eeuw en dat juist in het Zuiden, in Vlaanderen, Branbant en in de Waalse proviciën van de "Landen van Herwaarstover" en in het tegenwoordige Noord-Frankrijk, het Protestantisme in zijn Franse, dus Calvinistische vorm aansloeg en dat pas de opmars van de hertog van Parma met zijn Spaanse troepenmacht een ware volksverhuizing te weeg bracht waardoor het Zuiden opnieuw Katholiek werd en het Noorden, van een dunne maar zeer fanatieke Calvinistische Vlaams/Waalse bovenlaag werd voorzien die de macht daar had gegrepen en zo door dwang het land, maar deels, maar toch, protestantiseerde... Daar komt na het door Bilderdijk vertelde sprookje over onze Vaderen en hun door Vergers gloedvol vertelde Bloedstrijd, niemand meer op.

Zelfs sonmige historici niet.

Integendeel, Bilderdijks sprookje over onze Gouden Eeuw wordt aanvaart, in bepaalde kringen zelfs luiddruchtig aanvaard. Nog steeds.

De overwicht (of was het de luidste stem?) van de Hollandse (neo)Calvinisten in het Nederland van na 1830, maakte dat ook in de andere provincies dan in Holland de kinderen op de lagere scholen de Hollandse graven vanaf ongeveer het jaar 800 tot aan de laatste (Philips II) moesten leren en dat de oudere generatie ze soms nog in de vorm van een soort opzegversje (.. Dikkie, Floor, Dikkie, Floor, Wimpie, Floor, Wimpie, Floor, Jan..) uit het hoofd kunnen opdreunen, zoals bij de aardrijkskunde "Groningen, Hoogezand, Sappemeer"...

Kom daar eens om wat betreft de Utrechte bisschoppen en de Gelderse hertogen. En wat te denken van het "feit" dat meteen toen de Hollanders hadden begrepen dat ze als eens het Volk Israels het Enige Ware Geloof hadden, meteen als ferme jongens, stoere knapen, "in het topje van de mast" de wereld gingen rondzwieren om o.a. in Ons Indië "iets groots te gaan verrichten"! (Voor een betere kijk op de gang van zaken wat betreft ons koloniale verleden, wordt kennisneming van het werk van Dr.J.van Goor: "De Nederlandse Kolonin", warm aanbevolen.)


Alle opgesomde gebeurtenissen, allemaal "waar gebeurd", maar zonder de Belgische afscheiding, die daar ook, zoals al opgemerkt voor heel wat scheefgroei zorgde, zou dergelijke onzin waarschijnlijk nooit zijn verkondigd en zou de Calvinistische/Hollandse visie niet de kans hebben gekregen om enige generaties Nederlanders zo te beïnvloeden.


Hoewel de Rooms-Katholieke Staats Partij al in 1918 in de persoon van Jonkheer Ruys de Beeren-brouck de Minister-president leverde, werd het verhaal van Nederland als Protestantse Natie voortgezet. Het gedoe rond het Nederlandse gezantschap bij de Paus, leidde in 1925 tot een langdurige Kabinetscrisis. Het duurde nog tot 1956 eer er een Katholiek de post Minister van Buitenlandse Zaken mocht bekleden, maar Mr.Luns bleef er toen wel erg lang.


Pas aan het einde van de dertiger jaren der vorige eeuw, en pas onder druk der omstandigheden, de dreigende houding van Hitlers Dritte Reich, keerden België en Nederland zich weer naar ekaar toe om na de tweede Wereldoorlog een innige (voornamelijk economische) verbintenis aan te gaan samen met het ook door die oorlog getroffen Luxemburg in de Benelux; en later in nog wijdere internationale verbintenissen.

Het weer op een bepaalde manier samengaan van Belgen en Nederlanders heeft ook andere voordelen. Denken we alleen maar aan de onmisbare bijdragen van Vlaamse zijde om de indertijd op hol geslagen Nederlanders wat betreft het schrijven van het moderne Nederlands in rustiger en betere banen te leiden.

Maar nog altijd vallen er heel wat misverstanden, bijna direct voortvloeiende uit de afscheiding van 1830, wederzijds op te ruimen.


Ach, veel tegenstellingen en vijandschappen gaan pas heel veel later vervagen en verdwijnen tenslotte ook. Er zijn geen invallen meer van de West-Friezen in Holland. En men heeft hen allang vergeven dat ze omstreeks het midden der dertiende eeuw de Hollandse graaf Willem II hebben doodgeslagen. Ook wordt de Friezen niet meer verweten dat ze de hen aanvallende graaf Willem IV hebben laten sneuvelen in de buurt van Stavoren. En dat de Gelderse legeraanvoerder Maarten van Rossum nog in de zestiende eeuw Den Haag platbrandde, daar praat men ook niet meer over. Net zo min als men nog in Holland de Vlamingen verwijt dat ze na de dood van Graaf Floris V bijna heel Holland hebben bezet en pas bij Haarlem door de bastaardzoon van Floris werden tegengehouden. Ook de vijandschap tussen de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen komt niet zo vaak meer ter sprake, al leek het in de latere Middeleeuwen of die vijandschap eeuwig zou duren.


Moge ook deze bescheiden en onvolledige uiteenzetting een kleine bijdrage leveren aan het toenemende begrip tussen twee ondanks alle vroegere misvertanden toch zo hecht verbonden landen.


Laat dit artikel eindigen met het einde van het boek van Colenbrander "De Belgische Omwenteling te citeren: "... Laten wij elk, Noord- en Zuidnederlander, het beste geven wat in ons is. Wij brengen dan noodzakelijkwijs dingen voort die niet slechts voor ons zelven, maar ook voor den ander van belang zijn. Belang zal kennis doen zoeken, kennis zal liefde wekke, en wat geen woorden kunnen, zullen de dingen doen..."


Wel moet er dan er op gewezen worden dat hij deze woorden schreef in augustus 1905, aan het begin van de twintigste eeuw, toen die verschrikkelijke eerste helft van die eeuw met zijn beide wereldoorlogen en het bijna even verschrikkelijke interbellum, nog toekomst was en velen nog geloofden in een blijvende vooruitgang van beschavende welvaart.