De Belgische opstand      door J. H. Gouka
Index

Proloog
Hoofdstuk 1
De Republiek
Hoofdstuk 2
Hoe het koninkrijk der Nederlanden ontstond
Hoofdstuk 3
Hoe zagen de "Belgen" dat?
Hoofdstuk 4
Hoe zagen de "Hollanders" dat?
Hoofdstuk 5
De feiten
Hoofdstuk 6
Ontevredenheid, in beide delen van het rijk
Hoofdstuk 7
De onttroonde machthebbers in het noorden
Hoofdstuk 8
Na de breuk
Hoofdstuk 9
De constitutionele monarchie
Hoofdstuk 10
Het nieuwe België
Hoofdstuk 11
Het nieuwe Nederland
Hoofdstuk 12
Tegenstellingen
Bijlage
Lijst van geraadpleegde literatuur


(C) 2006 prive-uitgave J.H. Gouka
Niets uit deze webpagina's mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this site may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without permission from the publisher.

Hit Counters

PROLOOG.

In de tweede helft van de zestiende eeuw ontstond er in "De Landen van Herwaards over" van het Spaanse wereldrijk een situatie die zich ontwikkelde tot een revolutie. Ontevredenheid van de bevolking over maatregelen van de overheid op politiek, staatkundig, economisch en kerkelijk terrein leidde tot een revolutionaire situatie. In zo'n omstandigheid, waarin maatschappelijke chaos en bestuurlijke wanorde ontstaan, komt met bijna wiskundige zekerheid, de meest radicale, meest fanatieke, met tegenstanders meedogenloos afrekenende groepering bovendrijven en ziet nogal eens, als de wanorde langdurig gaat worden, kans de macht te grijpen.

Niet overal.

In de onder het gezag van Keizer Karel V en daarna onder dat van zijn zoon en opvolger staande Nederlandse gewesten, gelukte dat vooral in de beide belangrijkste van de in totaal 17 staatjes; hertogdommen, graafschappen en heerlijkheden. Namelijk in Vlaanderen en Brabant. In het verloop van de ongelijke strijd verplaatste de macht der opstandelingen zich echter, naar de minder belangrijke maar meer ontoegankelijke streken van de Landen van "Herwaarts Over", het Noorden, in de eerste plaats Holland.

Terwijl in het Zuiden de macht van de Spaansgezinde overheid en de Rooms-Katholieke Kerk zich handhaafde en/of herstelde, kwam de eerdergenoemde meest radicale groep, daar en toen de Calvinistische, juist doordat ze in het Zuiden werd opgejaagd en verdreven, in Holland de aanvankelijk daar onbetekenende groep versterken en in 1580 wisten ze in de Staten van Holland door te drijven dat in hun gewest de Rooms-Katholieke eredienst in het openbare leven werd verboden en de kerkelijke goederen in beslag werden genomen. Uit die goederen werden de Calvinistische kerken financieel ondersteund. De kerkelijke bezittingen werden niet aan die Calvinistische kerken overgedragen, maar bleven in bezit van de staat. De kerken zelf werden aan de Calvinistische kerkbesturen in beheer gegeven, maar de kerktorens en de kerkorgels, werden eigendom van het burgerlijk bestuur. Door corrupt beheer smolten de kerkelijke goederen als het ware in de loop der tijd langzaam weg.

In de strijd die met huurlegers werd uitgevochten tot aan de Vrede van Munster in 1648, wisten de Hollandse Calvinistische Protestanten tenslotte het uitgeputte en vervallen Spaanse Rijk onafhankelijkheid te ontwringen voor Holland, Utrecht, Zeeland, Friesland, Groningen, Overijssel, Drenthe en (deels) Gelderland. Acht staatjes dus terwijl in het vredesverdrag het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant wier Staten net als die van de eerder genoemden de Unie van Utrecht hadden ondertekend, aan Spanje werden gelaten, hoewel delen van Vlaanderen en Brabant wel onder het gezag van de (noordelijke) Staten-Generaal kwamen. Evenals een stukje van Groningen en stukjes tijdens de latere jaren van de Tachtigjarige Oorlog veroverd gebied langs de Maas. Die stukjes werden dus direct bestuurd door de Staten-Generaal en daarom Staats-Vlaanderen; Staats-Brabant; Staats-Limburg en Staats-Groningen genoemd. Trouwens, Het bleef nog een tijd dubieus of Groninger Stad en Ommelanden wel een echte Provincie vormde en dat gold ook voor het landschap Drenthe. Groningen kwam echter volwaardig in aanmerking voor een afvaardiging naar de Staten-Generaal, kreeg twee afgevaardigden en in 1678 zelfs drie. Drenthe telde wegens totale armoede niet mee, hoefde niet bij te dragen aan de "generale kosten" maar mocht ook niet meeregeren in de Unie.