De Belgische opstand      door J. H. Gouka
Index

Proloog
Hoofdstuk 1
De Republiek
Hoofdstuk 2
Hoe het koninkrijk der Nederlanden ontstond
Hoofdstuk 3
Hoe zagen de "Belgen" dat?
Hoofdstuk 4
Hoe zagen de "Hollanders" dat?
Hoofdstuk 5
De feiten
Hoofdstuk 6
Ontevredenheid, in beide delen van het rijk
Hoofdstuk 7
De onttroonde machthebbers in het noorden
Hoofdstuk 8
Na de breuk
Hoofdstuk 9
De constitutionele monarchie
Hoofdstuk 10
Het nieuwe België
Hoofdstuk 11
Het nieuwe Nederland
Hoofdstuk 12
Tegenstellingen
Bijlage
Lijst van geraadpleegde literatuur


(C) 2006 prive-uitgave J.H. Gouka
Niets uit deze webpagina's mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this site may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without permission from the publisher.

Hit Counters

Hoofdstuk 7

DE ONTTROONDE MACHTHEBBERS IN HET NOORDEN.

Hebben we het er al over gehad dat naast en tussen de Liberalen er nog een groep was die zich veel en veel meer gekwetst en vernederd voelde dan welke Liberaal ook? Jazeker dat is hiervoor al uitgelegd, maar het wordt nu tijd het nog eens te onderstrepen. Een groep waarover als het over ontbindende factoren in het Koninkrijk ging, bijna nooit werd gesproken. Dat was de groep in het Noorden die vanaf, ja zelfs al voor het onstaan van de Republiek in 1581 zich eigenlijk de macht had toegeëigend en die kans had gezien die macht met vallen en opstaan tot 1795 onafgebroken te behouden.


In de Republiek had in theorie wel iedere Provincie evenveel te zeggen als Holland, maar in de practijk was het gedurende meer dan tweehonderd jaar Holland die de andere Provincies overheerste en dwong op de weg waarheen Holland wilde dat de Republiek ging. En binnen de Provincie Holland waren dat dan weer de Regenten, personen die in Holland tot een bevoorrechte groep behoorden der leden van de eveneens bevoorrechte Nederduits Gereformeerde Kerk.


In 1795 bij de binnenkomst van het Franse leger werd die groep na meer dan twee eeuwen onttroond. Anderen niet tot de "Bevoorrechte Kerk" behorenden, drongen zich naar voren. Anderen, niet tot de regentenstand behorenden, drongen zich in het bestuursapparaat. Hoewel men zich kon verbeelden dat ook de Bataafse Republiek nog steeds een Protestants land met een Protestantse traditie was en de tot dan bevoorrechte groep zich verzette de macht te delen, laat staan over te dragen, het was niet meer tegen te houden. Het "de huik naar de wind hangen", was verleden tijd en niet meer mogelijk. De overheersende Fransen sedert 1795 deden, zeker nadat de Katholieke Kerk zich in Frankrijk herstelde onder het bewind van de Bonapartes, de Rooms-Katholieke invloed gestaag toenemen.

De ruwe werkelijkheid en de omgang met de Fransen die nadat de haat tegen Kerk en Geloof na de val van het z.g. Schrikbewind in Parijs weg-ebde, grijnsde de voormalige bevoorrechte klasse tegen.

In de Bataafse Republiek als vazalstaat van Frankrijk, was Holland niet meer vanzelfsprekend de Provincie die het voor het zeggen had. De Nederduits Gereformeerde Kerk was evenmin vanzelfsprekend meer, de bevoorrechte Kerk.

Nadat in 1810 de staat, na eerst nog even een "Koninkrijk Holland" te zijn geweest met een schijn-onafhankelijkheid, geheel was verdwenen in het Keizerrijk Frankrijk, was de tot 1795 bevoorrechte groep Nederlanders bijna helemaal van het toneel verdwenen.

In 1815 werd Holland opgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden. Holland was in dat Koninkrijk van 1815 lang niet meer de belangrijkste Provincie en het werd ook nog eens in tweeën gedeeld, in Noord- en in Zuid-Holland. De, laten we ze nu maar noemen, de Hervormden behoorden niet meer tot een bevoorrechte kerk, maar nog slechts tot een minderheidsgroep in het land.

Zeer frustrerend allemaal.


Nu was eind 1813 het petit-comité dat, terwijl de Franse troepen nog in het land waren, de onafhankelijkheid van het land uitriep, een kleine groep, maar een die wist wat het wilde en die gezien hun verleden, kon besturen en bovendien (heel belangrijk in die tijd) een persoon had die als boegbeeld kon dienen bij dat streven. De Prins van Oranje, die naar het land werd geroepen, en... ook meteen kwam. Die groep hoe klein ook, stelde de Mogendheden die het Frankrijk van Napoleon hadden overwonnen, voor een voldongen feit. Die groep, die blijkens hun Proclamatie, wilde dat "...de oude tijden ..." terugkeerden en als concessie ook verklaarden "...alle de aanzienlijken komen in de regering...".

Dat betekende voor hen dat het "driemansschap" (Hogendorp; van der Duijn van Maasdam; en van Limburg Stirum) de groep der tot 1795 bevoorrechten vertegenwoordigde en dat met alle de aanzienlijken, werden bedoeld Hollanders en dan nog Protestantse Hollanders, geen tot de vroegere regentenkaste behorende, maar wel aanzienlijken!


Toen daarna Willem van Oranje-Nassau aankoerste op een samenvoeging met de voormalige Oostenrijkse Nederlanden, bedoelde die groep die hem naar het land had teruggeroepen, dat het land om een barriëre tegen Frankrijk te kunnen vormen, het Zuiden eenvoudig bij de als Koninkrijk herrezen oude Hollandse Protestantse Republiek zou worden gevoegd. Van Hogendorp probeerde de bestaande, door hem in conservatieve vorm gegoten Grondwet voor alleen het Noorden, zoveel mogelijk onveranderd aan te passen voor het gehele Koninkrijk. De door de Belgen gewenste Senaat en de verwijdering uit de Grondwet van de bepaling dat het staatshoofd de Protestantse religie zou moeten belijden, werd pas na veel palaver goedgevonden. Dat het Noorden met zijn twee en een half miljoen inwoners 55 zetels in het parlement zou krijgen en het Zuiden met drie en een half miljoen inwoners, ook maar 55 zetels zou hebben, was voor het Noorden een soort garantie tegen een gevreesde Rooms-Katholieke overheersing vanuit het Zuiden en werd door velen van de oude voormalige heersende klasse al beschouwd als een consessie. Verder was de maatregel dat de schulden van het Noorden en het Zuiden opgeteld ten koste zouden komen van het gehele land, een voor de Hollanders uitermate voordelige regeling. Immers, het uitgeplunderde Noorden had een staatsschuld van 589 miljoen, het welvarende Zuiden had een schuld van 27 miljoen, en de samenvoeging betekende dat de Belgen moesten opdraaien voor de veel grotere staatsschuld van het Noorden. Wel moet worden opgemerkt dat het Zuiden had behoord tot de macht die het Noorden al sedert 1795 had uitgeplunderd en het Zuiden had mede tot de plunderaars behoord. Ook met in het staatkundig in tweeën gebroken Holland, door Napoleon aangestelde Belgen als gouverneurs. (De Stassart, De Celles, bijvoorbeeld) Zelfs na de officiële annexatie van "le Pay Bas" het "aanslibsel van Franse rivieren", zoals het landbij de annexatie minachtend werd genoemd, bleef voor het het gebied tot aan de instorting van het Keizerrijk, de voor de Nederlanders uiterst nadelige economische grens bestaan.


Desondanks kregen na de tot standkoming van het Koninkrijk der Nederlanden, de Belgen het gevoel dat ze onder de knoet van hollanders werden gebracht. Dat gevoel werd aangewakkerd door de Franse Clerus met als aanvoerder de bisschop van Gent de Broglie, die zijn voorkeur voor de Bourbons boven de Oranjes niet onder stoelen of banken stak. Dat gevoelen werd niet tegengesproken door de Holandse voormalige heerserde klasse die maar al te graag zelf die verkeerrde voorstelling van zaken geloofde. De Belgische Liberalen, wilden wel meewerken aan en in een Verenigd Koninkrijk, maar dan aan een koninkrijk waarin zij het voor het zeggen zouden hebben. Daar hun denkbeelden in 1815 eigenlijk veel overeenkomst met die van Koning Willem vertoonden, werkten zij tenslotte wel mee en de uitslag der stemming in de Waalse en de Vlaamse gewesten wijst dat ook uit. In Namen, Luik en Limburg was een meerderheid voor de grondwet, In Luxemburg was zelfs geen enkele stem tegen. In Zuid-Brabant en Henegouwen was ook nog een aanzienlijke minderheid voor de grondwet, In West- en Oost-Vlaanderen en in Antwerpen, stemde een zeer grote meerderheid tegen!

Hierbij kan de vraag worden gesteld of op dat moment de Belgen voor of tegen de grondwet stemden, of voor of tegen de Clerus en de overheersende positie die deze prelaten voor zich hadden gedacht. Eigenlijk kan wat betreft Vlaanderen wel gesteld worden dat men zich door de Franse bisschop van Gent had laten meeslepen.

Onder de Liberale en de Hervormde Hollanders mocht dan al een flink percentage ontevredenen zijn, wat kon men doen? Ook de Liberalen in het Zuiden konden zich moeilijk tot Frankrijk wenden, zolang daar een ultra conservatief regime aan de macht was. Vergeleken met de Franse Bourbonkoning Lodewijk XVIII en na hem zijn versteend Conservatieve broer Koning Karel X, was koning Willem I zelfs heel modern en vooruitstrevend. Daarom werkten in 1815 de "vrijzinnige" Waalse gewesten mee, aan de vorming van het Verenigde Koninkrijk en werkten de Vlaamse gewesten uit alle macht tegen.


Het genoemde Franse reactionnaire regime werd echter door de z.g. "Juni-Revolutie" van 1830 omver geworpen en vervangen door het Liberale regime van de achterneef van Karel X, de hertog van Orleans die als koning Lodewijk-Philips, nee niet als Koning van Frankrijk, maar als "Koning der Fransen" (nageaapt van Napoleon die ook Keizer der Fransen was); niet als koning bij de Gratie Gods maar als koning door de wil des volks, in Frankrijk aan het bewind kwam.

Dát was een staat waarin de Belgische (zeg maar, de Waalse en Luikse) Liberalen wilden leven, nee waar zij naar wilden "terugkeren"! Dat was de staat waarbij de Waalse Liberalen zich wilden aansluiten, ook al werkte "hun" uitspraak van het Frans in Parijs op de lachspieren der "echte" Fransen. Geen afhankelijkheid meer van die gehate Hollanders, maar terug naar de vleespotten van Frankrijk en de Franse beschaving.

Reeds onder het bewind van de "laatste echte" Bourbon-koningen, hadden de Liberalen in het Zuiden van het Koninkrijk contacten met de ontevreden Liberalen in Frankrijk.

De maatregelen van de regering en het vasthouden van zijn persoonlijk bewind door koning Willem, moesten wel tot een botsing leiden met de zich in de rug door het Franse bewind gesteunde Liberale oppositie. In het Corps Diplomatic waren er al diplomaten die aan hun regeringen een ramp voorspelden, zoals de Russische gezant, de zaakgelastigde van Denemarken en... natuurlijk de Franse gezant. Eigenlijk had alleen een spontaan door de koning voorgestelde administratieve scheiding tussen het Noorden en het Zuiden, de totale scheiding (misschien zelfs dan nog maar tijdelijk) kunnen voorkomen. Dit inzicht is echter wel de verfoeilijke "wijsheid achteraf".

De juni-revolutie in Parijs, was een voorbeeld voor de jonge Liberalen, maar de schade die de ongeregeldheden hadden veroorzaakt en het besef dat er in Frankrijk nu een anti-klerikaal bewind was aangetreden, had op de Katholieken in België een ontnuchterend kalmerende uitwerking. Er heerst rust in het land, meenden men nog in augustus van het jaar 1830. Ja, maar op de wel kleine, maar opstandige minderheid van jonge Liberalen, werkte de Franse omwenteling als een zweepslag. Ook kwamen er nogal wat Franse agitatoren, die minderheid opstoken in aktie te komen. De uiteindelijke bedoeling was voor het Zuiden in ieder geval, aansluiting bij Frankrijk.


En de Vlamingen?

Aanvankelijk gebeurde er in Vlaanderen en Brabant niets, als we het kabaal in Brussel, pardon, Bruxelles natuurlijk, even niet meerekenen.

Het begin der opstand was heel duidelijk Liberaal, meer duidelijk uitgedrukt, Waals-Liberaal. De zakenlieden en fabrikanten in Antwerpen, Gent en Brugge hadden hun welvaren voor een groot deel te danken aan de politiek van Koning Willem I en zaten beslist niet te wachten op een bestuur van Luikse en Waalse heethoofden.

Het zich afzetten van Luikenaren en Walen tegen "de Hollanders", waarmee het gehele Noorden van het Koninkrijk werd bedoeld, had een zich volkomen afkeren van hun streven bij de Liberalen uit het Noorden tot gevolg, hoewel die eigenlijk hun natuurlijke bondgenoten hadden moeten zijn.


De Vlamingen deden dus aanvankelijk niets.

Na de eerste onlusten in het Zuiden, en de plunderingen in Brussel van woningen van ambtenaren en ministers, op één na allemaal "Belgen"(!), grepen de hogere standen in Brussel in om hun eigen bezittingen en die van hun standgenoten te beschermen. Binnen korte tijd beheersten zij de z.g. Revolutionnaire Comité's. Aanvankelijk waren die comité's in handen van duidelijk naar aansluiting bij Frankrijk strevenden. Er hadden al tevoren onderhandelingen plaats gevonden tussen de opstandige jonge liberalen en Franse politici Barrot, Lamarque La Fayette en anderen. Bij de onrusstokers in de eerste tijd waren er nogal wat Fransen. Men schreeuwden in de straten van Brussel na de opvoering van "La muette de Portici": "...Vive Napoleon! Vive le duc d'Orleans! Vive la France..." men hees op het bezette stadhuis de tricolore en zong De Marseillaise. Niet zo vreemd als men bedenkt dat nog maar kort geleden een Belgische candidaat-Minister-president toen men hem vroeg het Belgische volkslied te zingen, ook de Marseillaise aanhief...


Na de eerste eisen van het Revolutionnaire Comité, in het opstandige Brussel, bleek dat men daar niet direct naar onafhankelijkheid van het Zuiden streefden, maar de centrale staatsregeling wilde vervangen door een soort federatie tussen Noord en Zuid. Zoals al opgemerkt, de betere standen hadden zich toen al meester gemaakt van de revolutionnaire Comité's. Toen de Koning in Den Haag het parlement bijeenriep, bleek hij bereid die eisen aan de Tweede Kamer voor te leggen. Er kwamen Vlaamse afgevaardigden naar Den Haag, maar intussen hadden "de Hollanders" (zo zullen we we de oude bevoorrechte klasse maar even noemen bij de naam die hun door de Walen was gegeven) hun kans gegrepen. Indien niet de Waalse, maar het gehele Zuiden van het Koninkrijk zich afscheiden, was wat overbleef van het Koninkrijk der Nederlanden, weer een in meerderheid Protestants land met ook als vanouds Holland als het belangrijkste deel van dat overblijfsel. De Vlaamse en Luxemburgse Kamerleden werd in Den Haag trots medegedeeld dat zij zich maar tot Brussel moesten wenden. Door die houding, maar ook door de pressie van de nog deels door de Fransen aangestelde Clerus, werden de Vlamingen meegesleept in de opstand. Natuurlijk hadden zij ook hun grieven, maar waren die echt door hun Geloof? Wat dan te denken van de Nederlandse en in het bijzonder van de Noord-Brabantse Rooms-Katholieken, die geen enkele neiging vertoonden mee te willen gaan met het opstandige Zuiden. Liever opnieuw een minderheid in het Noorden, dan mee te gaan met "België". Vele jaren later, professor Rogier wijst er in zijn behandeling van die priode op, is er een onderzoek gedaan naar de tekenen van opstandigheid en het zoeken van aansluiting bij België in Brabant. Men heeft niets kunnen vinden. Geen wonder. Ze waren er niet!


Het Zuiden had door hun opstand in het Noorden een algemene verontwaardiging doen ontstaan. Een zich scharen om "hun" koning. Ook de Liberalen die hun grieven tegen hem hadden, ook de Rooms-Katholieken in het Noorden beving een soort tot dan ongekend Nationalisme. Helaas maakte Koning Willem I daar tot 1839 misbruik van door zijn pogingen om het voor hem verloren Zuiden terug te winnen. Tot hij tenslotte in 1840 afstand van de troon deed en het land verliet om in Berlijn te gaan wonen als "de Graaf van Nassau.

En, daar met de Rooms-Katholieke, Belgische ex-hofdame van zijn overleden vrouw te hertrouwen!